-
21 abri
abri [aabrie]〈m.〉1 schuilplaats ⇒ beschutting, onderkomen, toevluchtsoord2 wachthuisje ⇒ bushokje, overdekte halte, abri♦voorbeelden:1 se mettre à l'abri • schuilen, dekking zoekenà l'abri de • beschut tegen, gevrijwaard tegen, vooril est à l'abri de tout soupçon • hij staat boven elke verdenkingêtre à l'abri • in veiligheid zijnà l'abri du courant d'air • tochtvrijm1) schuilplaats, toevluchtsoord2) bushokje3) bunker -
22 abriter
abriter [aabrietee]2 herbergen ⇒ onderbrengen, plaats bieden aan1 schuilen (voor) ⇒ zich beschermen, beschutting zoeken (tegen)♦voorbeelden:1. v 2. s'abriter (de)vschuilen (voor), onderkomen zoeken -
23 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon] -
24 loger
loger [lozĵee]1 wonen ⇒ logeren, verblijf houden♦voorbeelden:→ étoileII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 huisvesten ⇒ onderbrengen, een onderkomen verschaffen2 plaatsen ⇒ opslaan, bergen♦voorbeelden:→ enseigne2 blijven zitten, steken♦voorbeelden:1. v1) wonen, logeren2) huisvesten3) plaatsen, opslaan2. se logerv1) (gaan) wonen, zijn intrek nemen -
25 couchage
couchage [koesĵaazĵ]〈m.〉 -
26 kas
geslacht, huis, pand; huis, pand; kwartier, logies, onderkomen, woning [F] -
27 boning
1) bewoning2) woning3) onderkomen4) logies5) kwartier -
28 bostad
1) onderkomen2) huis3) logies4) kwartier -
29 residens
1) kwartier2) onderkomen3) woning4) logies -
30 säte
1) logies2) onderkomen3) kwartier4) zetel5) woning -
31 vistelseort
1) kwartier2) onderkomen3) logies4) woning -
32 Bleibe
-
33 Heimstätte
Heimstätte〈v.〉♦voorbeelden: -
34 Obdach
-
35 Quartier
Quartier〈o.; Quartiers, Quartiere〉1 kwartier, onderkomen♦voorbeelden:im, in Quartier liegen • ingekwartierd zijn -
36 Unterbringung
-
37 Unterkommen
-
38 Unterschlupf
-
39 unterschlupfen
unterschlupfen1 een schuilplaats, een onderkomen zoeken ⇒ toevlucht vinden, (gaan) schuilen -
40 kas
geslacht, huis, pand; huis, pand; kwartier, logies, onderkomen, woning [F]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Liste des monuments historiques de Grobbendonk — Cette page regroupe l ensemble des monuments classés de la ville de Grobbendonk dans la province d Anvers en Belgique. Objet Statut du classement? Année de construction/architecte sous commune Adresse Coordonnées Numéro d inventaire Illustr … Wikipédia en Français