-
1 irrégulier
irrégulier [iereeguuljee],irrégulière [iereeguuljer]1 onregelmatig ⇒ ongelijk(matig), ongeordend2 onregelmatig ⇒ onbevoegd, onwettig, wederrechtelijk♦voorbeelden:1 forme irrégulière • onregelmatige, grillige vorm= irrégulière; adj1) onregelmatig2) onbevoegd, onwettig3) wisselvallig4) ongeregeld -
2 récuser
récuser [reekuuzee] -
3 exercice
exercice [egzersies]〈m.〉♦voorbeelden:faire l'exercice • exercerenentrer en exercice • zijn ambt aanvaardendans l'exercice de ses fonctions • in de uitoefening van zijn functieen exercice • in functie, fungerendm1) oefening2) uitoefening3) bekleding [ambt] -
4 incapable
incapable (de) [ẽkaapaabl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉♦voorbeelden:1 un(e) incapable • nietsnut, iemand die tot niets in staat isadj(de) niet in staat (om), onbekwaam -
5 intrus
-
6 l'exercice illégal de la médecine
l'exercice illégal de la médecineDictionnaire français-néerlandais > l'exercice illégal de la médecine
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский