-
1 discourtesy
n. onbeleefdheid[ diskə:təsie] 〈meervoud: discourtesies〉 -
2 incivility
n. onbeleefdheid -
3 disrespect
n. zonder respect; grofheid, ruwheid[ disrispekt]1 oneerbiedigheid ⇒ gebrek aan respect, onbeleefdheid -
4 gauche
-
5 obscenity
n. onbeleefdheid; vuile taal[ əbsennətie] 〈meervoud: obscenities〉 -
6 be ashamed
v. beschaamd zijn (vb. "Ik voelde me zeer beschaamd over het gedrag en onbeleefdheid van mijn zoon") ; gekweld worden door schuldige gevoelens, spijt voelen (bv. " Was she ashamed for having lied?"); verward zijn (bv. "I was ashamed to ask my father for money") -
7 common manners
slechte manieren, gebrek aan hoffelijkheid, onbeleefdheid -
8 gaucherie
n. tactloos zijn; onhandigheid, lompheid; onbeleefdheid -
9 gruffness
n. onbeleefdheid; schorheid; boosheid -
10 harshness
n. ruwheid, onbeleefdheid, wreedheid -
11 impoliteness
n. onbeleefdheid -
12 inurbanity
n. onhoffelijkheid, onbeleefdheid, grofheid -
13 rudeness
n. grofheid, brutaliteit, onbeleefdheid -
14 tactlessness
n. onbeleefdheid, zonder tact -
15 unmannerliness
n. onbeleefdheid
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский