-
21 PTT
♦voorbeelden: -
22 administratiekantoor
1 administrative/managerial office♦voorbeelden:1 administratiekantoor van effecten • trust (office), voting trustVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > administratiekantoor
-
23 advocatenkantoor
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > advocatenkantoor
-
24 ambtseed
♦voorbeelden:1 de ambtseed afleggen • be sworn in, take the oath of office -
25 ambtsteken
-
26 arbeidsbureau
♦voorbeelden: -
27 archief
2 [bewaarplaats] archives 〈 meervoud〉 ⇒ 〈 openbaar〉 record office, 〈 registers, burgerlijke stand enz.〉 registry (office), files 〈 bij bedrijf〉♦voorbeelden:1 moet dit in het archief? • do you want this filed (away)? -
28 bediende
1 [iemand in ondergeschikte betrekking] employee ⇒ 〈 kantoor ook〉 clerk, 〈 winkel ook〉 assistant, 〈lift e.d.〉 attendant2 [iemand die persoonlijke/huiselijke diensten verricht] servant3 [beambte] official♦voorbeelden:eerste bediende • chief/senior clerk -
29 bekleden
1 [bedekken] cover ⇒ 〈met verf enz.〉 coat, 〈 binnenkant〉 line, 〈 lambriseren〉 wainscot, 〈 lambriseren〉 panel, 〈 voorzijde van muur ook〉 face, 〈 meubelen ook〉 upholster♦voorbeelden:een wand bekleden met jute • cover a wall with jute -
30 betrekking
2 [band, verhouding] relation(ship)3 [verband] relation, connection♦voorbeelden:een openbare betrekking • a public officeeen betrekking bekleden • occupy a postiemand een betrekking geven/aan een betrekking helpen • engage someone, help someone find a jobzijn betrekking opzeggen • give noticegoede betrekkingen onderhouden met • maintain good relations withnauwe betrekkingen met iemand onderhouden • maintain close ties/connections with someonein (geen) betrekking staan tot/met iemand/iets • be (un)connected with someone/something3 betrekking hebben op • relate to, concernmet betrekking tot • with regard/respect to -
31 bureau
1 [schrijftafel] (writing) desk ⇒ Bbureau2 [gebouw, afdeling, kantoor] office ⇒ bureau, department, 〈 adviserend, bemiddelend〉 agency, (police) station♦voorbeelden: -
32 dienst
1 [het dienen (voor/door een openbare instelling)] service2 [leger, religie] service3 [het verrichten van werkzaamheden] duty♦voorbeelden:gewone, buitengewone dienst • revenue/capital accountzich in dienst stellen van • place oneself in the service ofin dienst treden • 〈 zeer hoge positie aanvaarden〉 take up office; 〈 gewoon beginnen〉 officially start one's jobik ben een maand geleden in dienst getreden bij Van Dale als redacteur • a month ago I joined Van Dale as an editorin dienst nemen • take on, engagedienst nemen, in dienst gaan • enlist, join the armyin dienst zijn • do one's military serviceik heb morgen geen dienst • I am off duty tomorrowhij heeft van 8 tot 12 dienst • he is on duty from 8 till 12de lift is buiten dienst • the lift is out of orderiemand een goede dienst bewijzen • do someone a good turnje kunt me een dienst bewijzen • you can do me a favourzijn diensten uitbreiden • extend one's servicesde ene dienst is de andere waard • one good turn deserves another6 in vaste/tijdelijke dienst zijn • hold a permanent/temporary appointmentiemand de dienst opzeggen • give someone noticeiemand in dienst hebben • employ someonein dienst zijn bij iemand • be in someone's servicein dienst van een bedrijf • in the pay of a company¶ dienst doen (als) • serve (as/for)gooi dat niet weg, het kan nog wel eens dienst doen • don't throw that away, it might come in useful some dayde dienst uitmaken • run the show, call the shotsin dienst van het vaderland • in the service of the countrytot uw dienst • you're welcomewij staan geheel tot uw dienst • we are entirely at your serviceiemand van dienst zijn met • be of service to someone withwat is er van uw dienst? • what can I do for you?kan ik u van dienst zijn? • can I help you?; 〈 in winkel ook〉 are you being served? -
33 diensttijd
1 [werktijd] (period/length of) service, term of office 〈 met betrekking tot loopbaan〉; 〈 dienstjaren〉 seniority; 〈 tijdens dag〉 duty/office hours2 [arbeidsjaren nodig voor ambtelijk pensioen] pensionable service3 [militaire dienst] (time in/period of) military service♦voorbeelden:1 buiten/in diensttijd • when off/on duty -
34 hoofdbureau
-
35 jongste bediende
jongste bediendejunior clerk, office junior; 〈 informeel〉 office boyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > jongste bediende
-
36 kantoorpand
-
37 kantooruren
kantooruren, kantoortijd♦voorbeelden:tijdens (de) kantooruren • during business hours/office hours -
38 mandaat
2 [opdracht] mandate♦voorbeelden:1 mandaat verlenen • give a mandate, grant authorityzijn mandaat neerleggen/ter beschikking stellen • resign (one's seat/office)zij ontvangen hun mandaat van de kiezers • they get their mandate from the electorate -
39 meeregeren
1 be (one of the parties) in office, hold office ⇒ take part in government -
40 ministerie
♦voorbeelden:1 ministerie van Binnenlandse Zaken • Ministry/Department of the Interior; 〈 Groot-Brittannië〉 Home Department/ 〈 informeel〉 Officeministerie van Buitenlandse Zaken • Ministry of Foreign Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 Foreign Office; 〈 USA〉 State Departmentministerie van Defensie • Ministry of Defence; 〈 USA〉 Department of Defense; 〈 informeel〉 (the) Pentagonministerie van Economische Zaken • 〈 Groot-Brittannië〉 ±Department of Trade and Industry; 〈 USA〉 ±Department of Commerceministerie van Financiën • Ministry of Finance; 〈 Groot-Brittannië〉 Treasury; 〈 USA〉 Treasury Departmentministerie van Justitie • Ministry/Department of Justiceministerie van Landbouw en Visserij • Ministry of Agriculture and Fisheriesministerie van Onderwijs en Wetenschappen • Ministry of Education and Science; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Department/Ministry of Education and Science; 〈 USA〉 ±Department of Educationministerie van Ontwikkelingssamenwerking • Ministry for Overseas Developmentministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid • Ministry for Social Affairs and Employment; 〈 USA〉 ±Department of Laborministerie van Verkeer en Waterstaat • Ministry of Transport and Public Works; 〈 Groot-Brittannië〉 Ministry of Transport; 〈 USA〉 ±Department of Transportationministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer • Ministry for Housing, Regional Development and the Environment; 〈 USA〉 ±Department of Housing and Urban Developmentministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur • Ministry of Welfare, Health and Cultural Affairs; 〈 Groot-Brittannië〉 ±Department of Health and Social Security; 〈 USA〉 ±Department of Health and Human Services
См. также в других словарях:
office — [ ɔfis ] n. m. • v. 1190; lat. officium I ♦ 1 ♦ Vieilli Fonction que l on doit remplir, charge dont on doit s acquitter. ⇒ charge, emploi, fonction. Résigner un office. Loc. fig. Remplir son office : produire son effet naturel, jouer pleinement… … Encyclopédie Universelle
office — 1. (o fi s ) s. m. 1° Devoir de la vie. • Le ciel plus propice M envoie un compagnon en ce pieux office, CORN. Pomp. V, 1. • Il [le roi] m envoie Faire office vers vous de douleur et de joie, CORN. Hor. IV, 2. • Si votre main puissante… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
office — of‧fice [ˈɒfs ǁ ˈɒː , ˈɑː ] noun 1. [countable] a room or building where people work at desks: • The agency recently closed its Houston office. • I d like to see you in my office. • I applied for the job of office manager. • There is a shortage… … Financial and business terms
office — Office, n. penac. Tantost signifie cela mesme que Officium en Latin, dont il vient, et suyvant cela on dit, Il m a fait tout bon office d ami, Nihil non officij quod amicum deceat, mihi praestitit, Et correspondance d offices, Officiorum vices,… … Thresor de la langue françoyse
office — OFFICE. s. m. Devoir de la vie humaine, de la societé civile. Il est de l office d un Magistrat, d un bon Pasteur, d un bon citoyen. tous les offices de la vie civile. c est l office d un bon pere, d un bon mary, d un bon amy. Ciceron a fait un… … Dictionnaire de l'Académie française
Office — Of fice, n. [F., fr. L. officium, for opificium; ops ability, wealth, help + facere to do or make. See {Opulent}, {Fact}.] 1. That which a person does, either voluntarily or by appointment, for, or with reference to, others; customary duty, or a… … The Collaborative International Dictionary of English
office — of·fice n 1: a special duty, charge, or position conferred by governmental authority and for a public purpose qualified to hold public office; broadly: a special duty or position of authority hold an office of trust 2: a place where business or… … Law dictionary
office — [ôf′is, äf′is] n. [OFr < L officium < opificium, doing of work < opifex, a worker < opus, a work (see OPUS) + facere, to DO1] 1. something performed or intended to be performed for another; (specified kind of) service [done through… … English World dictionary
office — (n.) mid 13c., a post, an employment to which certain duties are attached, from Anglo Fr. and O.Fr. office (12c. in Old French), from L. officium service, duty, function, business (in Ecclesiastical Latin, church service ), lit. work doing, from… … Etymology dictionary
Office — Of fice, v. t. To perform, as the duties of an office; to discharge. [Obs.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
office — [n1] business, responsibility appointment, berth, billet, capacity, charge, commission, connection, duty, employment, function, job, obligation, occupation, performance, place, post, province, responsibility, role, service, situation, spot,… … New thesaurus