-
1 an einer Sache noch lange zu knabbern haben
an einer Sache noch lange zu knabbern habenmet, aan iets (nog lang) moeite hebbenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > an einer Sache noch lange zu knabbern haben
-
2 sollen
sollen♦voorbeelden:1 was soll das geben? • wat moet dat worden?was soll das heißen? • wat wil dat zeggen?das soll nicht geleugnet werden • dat valt niet te ontkennenda soll noch einer sagen, dass … • er moet er nog maar eens eentje (komen) vertellen dat …er sollte sich schämen • hij moest zich, zou zich moeten schamenwas soll denn das sein? • wat moet dat (nou) voorstellen?wozu soll denn das gut sein? • waar is dat nou (weer) goed voor?er soll es aber nicht wissen! • hij mag het echter niet weten!was soll das? • wat moet dat?was solls! • wat doet het ertoe!du sollst, solltest lieber gleich gehen • je kunt maar beter meteen gaan2 sollen wir gehen? • zullen we gaan?das soll hier genügen • dat moge hier volstaanda sollte man doch meinen, dass … • je zou (op den duur) nog gaan denken dat …es soll nie wieder vorkommen! • het zal nooit meer gebeuren!warum sollte ich nicht? • waarom zou ik niet?es sollte aber ganz anders kommen • het zou echter heel anders uitpakkensollte er doch noch kommen, dann sage ihm … • mocht hij toch nog komen, zeg hem dan …es hat nicht sein sollen, nicht sollen sein • het heeft niet (zo) mogen zijn〈 formeel〉 und sollte ich auch verlieren! • en al moet ik verliezen!4 er soll krank sein • hij zou ziek zijn (wordt er gezegd), naar het schijnt is hij ziek¶ soll er doch! • laat hem toch, maar! -
3 nachkommen
nachkommen1 (achter)nakomen ⇒ achteraf, later komen2 (kunnen) bijhouden, volgen ⇒ gelijke tred houden♦voorbeelden:einem Befehl nachkommen • een bevel opvolgeneiner Pflicht nachkommen • een plicht vervullen -
4 ein
ein1〈 telwoord〉♦voorbeelden:ein(e)s muss ich bemerken • één ding moet ik opmerkenes ist mir eins • het is mij om het evenein für alle Mal(e) • eens voor al(tijd)in einem fort • aan één stuk doorsie ist mein Ein und Alles • zij is mijn alles————————ein21 iemand, men, je♦voorbeelden:〈 informeel〉 und das soll einer glauben! • maak dat de kat wijs!das tut einem wohl • dat doet je goedsie helfen einer dem anderen • zij helpen elkaar————————ein3〈 bijwoord〉1 in, naar binnen♦voorbeelden:bei jemandem ein und aus gehen • bij iemand kind aan huis zijn————————ein4〈 lidwoord〉♦voorbeelden:eines Tages • op zekere dag -
5 haben
haben♦voorbeelden:kann ich das Handtuch mal haben? • mag ik de handdoek even?zu haben sein • te krijgen zijnfür eine Sache zu haben sein • voor iets te vinden zijn〈informeel; schertsend〉 wir habens ja! • we kunnen het immers betalen!da haben wirs! • daar heb je het nou!〈 informeel〉 dich hats wohl! • ben jij een haartje betoeterd!〈 informeel〉 das werden wir gleich haben! • (a) daar zullen we eens meteen voor zorgen!; (b) daar zullen we eens gauw een einde aan maken!er hat das so an sich • zo is hij nou eenmaaldas hat nichts auf sich • dat heeft niets te betekenennichts davon haben • er niets aan hebbendas hat viel für sich • daar valt veel voor te zeggendas hat es (so) in sich • dat is lang niet gemakkelijkdu hast noch einiges vor dir! • er staat je nog wat te wachten!2 du hast zu schweigen! • jij moet zwijgen!ich habe noch zu tun • ik heb nog het een en ander te doen♦voorbeelden:1 hab dich nicht so! • stel je niet zo aan!die Sache hat sich • daarmee is het zaakje rond〈 informeel〉 hat sich was! • geen sprake van!III 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden: -
6 sein
sein12 zijn, zich bevinden3 zijn, plaatsvinden, gebeuren4 afkomstig zijn, stammen5 〈 met 3e naamval〉zijn van, toebehoren aan♦voorbeelden:das kann (doch) nicht sein! • dat kan (toch) niet!es hätte ja sein können • het had toch gekundkann, mag sein • dat kan, mag wel zijnwas soll denn das sein? • wat moet dat (nou) voorstellen?alles, was war, ist und noch sein wird • in het verleden, heden en de toekomstsei doch nicht so! • hè, toe nou!ich will mal nicht so sein • ik zal het dan maar doenwie könnte es auch sonst sein? • hoe kan, kon het ook anders?aus 4 Teilen sein • uit 4 delen bestaan2 (so,) da wären wir! • daar zijn we dan!das Geld ist auf der Bank • het geld staat op de bankbei der Arbeit sein • aan het werk(en) zijnbei der Sache sein • erbij zijn (met zijn hoofd)bei sich sein • bij kennis zijnbeim Lesen sein • aan 't lezen zijn, zitten (te) lezenich war noch nie in Berlin • ik ben nog nooit in Berlijn geweestdie Fenster sind nach dem Garten • de ramen kijken op de tuin uitohne Geld sein • zonder geld zittenes braucht nicht sofort zu sein • het hoeft niet meteen (te gebeuren)etwas sein lassen • iets latenmuss das sein? • moet dat nou?was sein muss, muss sein • wat moet, (dat) moetes hat nicht sein sollen • het heeft niet (zo) mogen zijn, wezen〈 in de winkel〉 was soll es denn sein? • wat zal, mag het zijn (voor u)?ist irgendetwas? • is er iets?das wird niemals sein! • dat zal nooit gebeuren!das war vor 2 Jahren • dat is twee jaar geleden (gebeurd)4 woher ist der Wein? • waar komt die wijn vandaan?aus Griechenland sein • uit Griekenland komenvon wem ist das? • van wie komt dat?welches Buch ist deins? • welk boek is van jou?II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 so sei es denn! • het zij zo!es sei denn, dass … • tenzij …seis drum! • voor mijn part!sei es heute oder (sei es) morgen • vandaag of morgen, of het nou vandaag of morgen isdem sei, wie ihm wolle • hoe het ook zijdem ist leider nicht so • dat is helaas niet zowie wäre es, wenn • wat zou je, zouden jullie ervan vinden alses ist an dem • dat is zo, dat kloptes ist an dir, etwas zu tun • het is aan jou, het is jouw taak iets te doen2 ist dir etwas? • is er iets (met je aan de hand)?mir ist kalt • ik heb het koudmir ist schlecht • ik voel me niet goedmir ist schwindlig • ik ben duizeligmir ist nicht danach (zumute, zu Mute) • mijn hoofd staat er niet naarmir ist (so), als (ob) … • ik heb het gevoel dat …mir ist, als hätte ich etwas gehört • ik meen iets gehoord te hebben♦voorbeelden:Hunde sind an der Leine zu führen • honden moeten worden aangelijnd〈 informeel〉 da ist nichts zu machen! • er is niets aan te doen!es ist nichts zu machen, tun • er hoeft niets te worden gedaan, er kan niets worden gedaanwenn ich du wäre • als ik jou wasdas wars, wärs (dann)! • dat was het dan (wel)!, dat was, is alles!du bist mir ja einer! • je bent me er (ook) eentje!nachher, am Ende will es keiner gewesen sein • uiteindelijk heeft niemand het gedaansei es der Mann (oder) sei es die Frau • hetzij de man hetzij de vrouwnichts sein • niets bereikt hebben, het tot niets gebracht hebben(und) sei er (auch) noch so arm • ook al is hij nog zo armIV 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden:————————sein2♦voorbeelden:das Buch kostet seine 30 Mark • dat boek kost toch wel 30 markdas Buch ist seine 30 Mark wert • het boek is die 30 mark (wel) waarddas ist nicht unser Problem, sondern seins, 〈 formeel〉seines, das seine • dat is niet ons probleem, maar het zijnedie Seinen, seinen • de zijnen, zijn gezin -
7 angehen
angehen1 〈 figuurlijk〉opkomen, vechten, strijden2 (beginnen te) rotten, bederven♦voorbeelden:das mag noch angehen • dat kan er nog mee doorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈haben/sein〉verzoeken, vragen♦voorbeelden:Probleme geschickt angehen • problemen handig aanpakken3 was mich angeht • wat mij aangaat, betreft -
8 sonst
2 verder, anders ⇒ overigens, nog♦voorbeelden:wie könnte es auch sonst sein? • hoe kan, kon het ook anders?wir kommen sonst mal vorbei • we komen wel (op) een andere keer langs〈 informeel〉 sonst was • (a) iets anders, dergelijks; (b) (nog) van alles, gelijk wat, een en ander • (c) iets bijzonders, heel wat〈 informeel〉 sonst wie • (a) op een andere wijze, anders(zins); (b) hoe dan ook • (c) heel anders, iets bijzonders〈 informeel〉 sonst wohin • (a) ergens anders heen; (b) overal naar toe, overal heen, waar dan ook (heen)2 hast du sonst noch Fragen? • heb je verder nog vragen?3 wie sonst • (zo)als altijd, (zo)als vroeger -
9 Fell
〈o.; Fell(e)s, Felle〉1 (dieren)vel, huid ⇒ vacht, pels♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemandem das Fell über die Ohren ziehen • iemand het vel over de oren halen, trekkennur noch Fell und Knochen sein • vel over been zijn -
10 Anfang
Anfang〈m.; Anfang(e)s, Anfänge〉2 begin, aanvang ⇒ start, beginstadium♦voorbeelden:am, im, zu(m) Anfang • in het begin, aanvankelijksich aus kleinen Anfängen emporarbeiten • van onderen opklimmenvon Anfang bis (zu) Ende • van het begin tot het eindevon (allem) Anfang an • van het begin af aandie Anfänge einer Wissenschaft • de beginselen van een wetenschapdie ersten, kleinen Anfänge • het eerste begin, de eerste pogingenden Anfang machen mit etwas • een begin met iets maken〈 formeel〉 seinen Anfang nehmen • aanvangen, beginnennoch in den Anfängen stecken • nog in de kinderschoenen staan, stekenüber die Anfänge nicht hinauskommen • niet verder komen dan het beginstadiumdas ist der Anfang vom Ende • dat is het begin van het einde -
11 Geschäft
Geschäft〈o.; Geschäft(e)s, Geschäfte〉3 transactie, zaak ⇒ affaire, deal4 taak, zaak, werk ⇒ aangelegenheid, bezigheid♦voorbeelden:1 ein Geschäft betreiben • een zaak drijven, hebbenins Geschäft gehen • naar de zaak, naar kantoor gaanjemandem das Geschäft verderben • (a) iemands handel ruïneren, iemands zaken bederven; 〈 (b) figuurlijk〉 iemand dwars zitten〈 figuurlijk〉 noch immer im Geschäft sein • nog altijd in de running zijn, meedraaienin Geschäften reisen • voor zaken op reis zijnmit jemandem ins Geschäft kommen • met iemand zaken doen〈 figuurlijk〉 das Geschäft mit der Angst • het bespelen, uitbuiten van de angst〈informeel; figuurlijk〉 aus einem Geschäft aussteigen • niet meer meedoen, iets laten schieten -
12 Haut
〈v.; Haut, Häute〉1 huid, vel2 schil, vel(letje)3 vel, vlies(je)4 huid, bekleding ⇒ buitenlaag♦voorbeelden:〈 informeel〉 seine Haut zu Markte tragen • (a) zijn hachje wagen; 〈 (b) schertsend〉 de hoer spelen • 〈 (c) schertsend〉 als stripteasedanseres optredenaus der Haut fahren vor Wut • uit zijn vel springen van woede〈 informeel〉 sich einer Aufgabe mit Haut und Haar(en) verschreiben • zich met hart en ziel aan een taak wijden -
13 Meister
Meister〈m.; Meisters, Meister〉1 baas, patroon2 werkbaas, opzichter♦voorbeelden:bei einem Meister in der Lehre stehen • bij een baas in de leer zijnein Meister der Feder • een meester met de pen〈verouderd; formeel〉 einer Sache Meister werden • iets onder de knie, onder controle krijgen4 Meister vom Stuhl • Zittend Meester, voorzitter van een loge -
14 Teufel
Teufel〈m.; Teufels, Teufel〉♦voorbeelden:armer Teufel! • arme drommel, stakker(d)!da hat der Teufel seine Hand im Spiel • het is of de duivel ermee speeltder Teufel soll dich holen! • de duivel hale je!sich 〈 3e naamval〉 den Teufel auf den Hals laden • zichzelf in de moeilijkheden, nesten werkenda ist der Teufel los • het gaat (er) daar woest aan toeden Teufel an die Wand malen • het noodlot uitdagenjemanden reitet der Teufel • iemand is van de duivel bezetendes Teufels sein • helemaal gek zijnder Teufel steckt im Detail • het venijn zit in de details〈 informeel〉 ich werde den Teufel tun! • dat doe ik om de dooie dood niet!das weiß der Teufel • dat mag Joost wetenkein Teufel • geen kip, hondauf Teufel komm raus • maar raak, tegen de klippen oper hat den Teufel im Leib • hij is van de duivel bezetenzum Teufel! • verdorie!zum Teufel mit dir! • loop naar de pomp!eine Sache geht zum Teufel • iets gaat eraan, om zeepjemanden zum Teufel jagen, schicken • iemand naar de duivel, hel laten lopensich zum Teufel scheren • naar de duivel lopenzum Teufel sein • naar de bliksem, maan, om zeep zijnsich den Teufel um etwas kümmern • zich geen lor, bal van iets aantrekkenTeufel noch mal! • verdorie (nog aan toe)!hinter einer Sache her sein wie der Teufel hinter der armen Seele • bij iets (steeds) als de kippen bij zijner fährt wie der Teufel • hij rijdt als een gekpfui Teufel! • bah!, jakkes! -
15 Weg
〈m.; Weg(e)s, Wege〉♦voorbeelden:1 〈 formeel〉 den Weg alles, allen Fleisches, Irdischen gehen • sterfelijk, vergankelijk zijn, stervenes sind noch zwei Kilometer Weg • het is nog twee kilometerden letzten Weg gehen • sterven〈 figuurlijk〉 seinen Weg machen • er komen, zijn weg wel vindenden (rechten) Weg verfehlen • verdwalen〈verouderd; nog schertsend〉 woher des Weges? • waar kom je, komt u vandaan?es liegt mir am Wege • ik kom erlangsauf dem schnellsten Wege • via de kortste wegjemanden auf seinem letzten Weg begleiten • iemand de laatste eer bewijzenjemanden auf den Weg bringen • (a) iemand de weg wijzen; 〈 (b) figuurlijk〉iemand stimuleren, aanzetten, aansporenein Paket auf den Weg bringen, schicken • een pakje verzendensich auf den Weg machen • op weg gaan〈 figuurlijk〉 auf dem besten Weg(e) sein • goed, hard op weg zijnjemandem aus dem Weg(e) gehen • (a) iemand voorbij laten; 〈 (b) figuurlijk〉iemand uit de weg gaan, ontwijken〈 figuurlijk〉 jemanden, etwas aus dem Weg räumen, schaffen • iemand, iets uit de weg ruimenetwas in die Wege leiten • aan iets beginnen, iets aanzwengelenjemandem in den Weg treten, sich jemandem in den Weg stellen • (a) iemand de weg versperren; 〈 (b) figuurlijk〉iemand hinderen, de voet dwars zettenvom Wege abkommen • verdwalengut, schlecht zu Wege, zuwege • goed, slecht ter been zijn〈verouderd; formeel〉 Weg und Steg • het hele land, de hele omgeving2 krumme Wege • slinkse wegen, methodesauf diesem Wege • op deze manier, langs deze wegauf dem Wege der Güte, auf gütlichem Wege • in der minneauf kaltem Wege • zonder scrupules, in koelen bloedeauf kürzestem, auf dem schnellsten Wege • zo snel mogelijkauf schriftlichem Wege • schriftelijketwas im Wege von Verhandlungen regeln • iets door middel van onderhandelingen regelenmit einer Sache zu Wege, zuwege kommen • met iets overweg kunnen -
16 abfallen
abfallen♦voorbeelden:das Flugzeug fiel ab • het vliegtuig verloor hoogteder Läufer fiel ab • de loper verloor het contact (met de kopgroep)die Leistung der Saugpumpe fällt ab • het vermogen van de zuigpomp neemt afabfallende Schultern • afhangende schoudersjemanden abfallen lassen • iemand laten vallen, afschepenfür dich fällt auch noch etwas ab • jij krijgt ook nog watgegen jemanden, neben jemandem abfallen • bij iemand ongunstig afstekenvon einer Partei abfallen • een partij ontrouw wordendas Feld fällt sanft zum Fluss ab • het veld helt zacht af naar de rivier -
17 abgewinnen
abgewinnen1 afwinnen, winnen van ⇒ afhandig maken van♦voorbeelden:jemandem einen Vorsprung abgewinnen • op iemand een voorsprong verkrijgenjemandem Mitleid abgewinnen • iemands medelijden opwekkensich noch Zeit für etwas abgewinnen • nog tijd weten vrij te maken voor iets -
18 gerade
gerade12 rondborstig, eerlijk ⇒ open, oprecht4 precies, juist♦voorbeelden:1 in gerader Richtung • rechtdoor, rechtuitetwas gerade biegen • iets rechtbuigenetwas gerade richten • iets rechtmaken, reparerengerade stehen • (recht) staan————————gerade2〈 bijwoord〉1 net, juist ⇒ pas; nauwelijks, amper2 vlak, recht ⇒ direct, meteen♦voorbeelden:1 das fehlt gerade noch! • dat ontbreekt er nog maar aan!in einer Stunde schreibt er gerade eine Seite • in één uur (tijd) schrijft hij amper één bladzijdedas ist es ja gerade! • dat is het hem nou juist, nou net!das kommt gerade recht • dat komt net goed uit, van pasgerade gegenüber • recht tegenover -
19 gut
〈 besser, (am) best(en)〉♦voorbeelden:gut die Hälfte • ruim de helftein gutes Stück • een heel stuk, heel, aardig watein gut aussehender Mann • een knappe mangut befreundet sein • goede, dikke vrienden zijngut gelaunt • goedgehumeurdgut gemeint • welgemeend, goed bedoeldjemandem gut gesinnt sein • iemand goed-, welgezind zijngut situiert sein • goed gesitueerd, in goede doen zijngut unterrichtete Kreise • welingelichte kringenihm, mir geht es gut • met hem, mij gaat het goedes sich 〈 3e naamval〉 gut gehen lassen • het ervan nemen, pakkenlass es dir gut gehen! • het beste (ermee)!, het ga je goed!du hast gut lachen! • jij kunt makkelijk lachen!hier ist gut leben, sein • hier is het goed toeven, leef je aangenaam〈 figuurlijk〉 gut liegen • er goed voor, op staanmachs gut! • het beste (ermee)!schlaf gut! • welterusten!mir ist nicht gut • ik voel me niet goed, niet (erg) lekkereinander wieder gut sein • weer goede vrienden zijnes gut sein lassen • het erbij laten, het wel gelovenjemandem, einer Sache gut tun • iemand, iets goeddoenGutes tun • een goede daad, goede daden verrichtenes wird alles noch, schon wieder gut werden • het zal allemaal wel goed aflopen〈informeel; ironisch〉 das kann ja gut werden! • dat kan nog leuk worden!, dat belooft wat!alles Gute! • het beste (ermee)!ich ahne nichts Gutes • ik verwacht, voorzie niet veel goedses hat alles sein Gutes • alles heeft zijn goede kantendes Guten zu viel • te veel van het goedealso gut!, nun gut! • nou goed dan!, okay!du bist gut daran! • jij staat er goed voor, jij bent goed af!schon gut! • goed, goed!, het is (al) goed!dafür bin ich mir zu gut • daar voel ik me te goed voorim Guten • vriendschappelijk, in der minnejenseits von gut und böse • boven het goede en kwade verheven, zonder rekening te houden met de moraaletwas zum Guten lenken • iets ten goede kerenes ist alles wieder gut zwischen uns • het is weer koek en ei tussen onsgut und gern • (zeker) wel, zekeralles gut und schön, aber … • alles goed en wel, maar …so gut wie sicher • zo goed als zekerso gut wie möglich • zo goed mogelijkim Guten wie im Bösen • goedschiks of kwaadschiks -
20 hin
♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 er ist hin • (a) hij is erheen, er naar toe; (b) hij is op, doodmoe • (c) hij is dood, hij is er geweestan der Mauer hin • langs de muurnach außen hin wirkt er ruhig • uiterlijk maakt hij een rustige indruknach allen Seiten hin • naar alle kantenvor sich hin starren • voor zich uit zitten te starenhin und her • heen en weerhin und her überlegen • wikken en wegendas reicht nicht hin und nicht her • dat is op geen stukken na voldoendeBruder hin, Bruder her • ook al is ie m'n broerdas Hin und Her der Kunden • het komen en gaan van de klantennach langem Hin und Her • na lang wikken en wegendas ist hin wie her • dat maakt niets uithin und wider • over en weer2 es ist noch ein paar Tage hin, bis … • het duurt nog een paar dagen, voordat …auf die Zukunft hin • met het oog op de toekomstauf die Gefahr hin • op het gevaar afauf seinen Rat hin • afgaande op zijn advieszum Herbst hin • tegen het najaarhin und wieder • zo nu en dandie Vase ist hin • de vaas is stuk
- 1
- 2
См. также в других словарях:
noch einer — noch einer … Deutsch Wörterbuch
noch — bis anhin (schweiz.); bisherig; bis heute; bis jetzt; nach wie vor; bis dato; vor ...; bisher; bislang * * * 1noch [nɔx] <Adverb>: 1. a) … Universal-Lexikon
Einer — 1. Aaner muss doch herauskommen (gewinnen). – Tendlau, 974. 2. Aus einem erkennst du alle. – Eiselein, 140. Lat.: Et crimine ab uno disce omnes. (Virgil.) – Ex uno specta omnes. 3. Besser einer, der s gesehen, als zwei, die s gehört. Holl.: Beter … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Noch — Nóch, eine Partikel, welche im Deutschen von einem großen Umfange ist, und bey einem gehörigen Gebrauche viel zu dem Nachdrucke und zu der Ründe der Rede beyträgt. Sie kommt in einer dreyfachen Hauptbedeutung vor, und stammet in denselben allem… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Noch ist Polen nicht verloren (Theaterstück) — Noch ist Polen nicht verloren ist der Titel einer Komödie, die der ungarische Dramatiker Melchior Lengyel für seinen Freund Ernst Lubitsch schrieb. Lubitsch verfilmte den Stoff 1942 unter dem Titel Sein oder Nichtsein. Die Theaterfassung des… … Deutsch Wikipedia
Noch — GmbH Co. KG Rechtsform GmbH Co. KG Gründung 1911 Sitz Wange … Deutsch Wikipedia
Einer (Rudern) — Einer Offiziell 1x Single Sculls Länge ca. 8 m Mindestgewicht 14 kg Olympische Bootsklasse Männer … Deutsch Wikipedia
NOCH — GmbH Co. KG Unternehmensform GmbH Co. KG Gründung 1911 Unternehmenssitz … Deutsch Wikipedia
noch — Adv. (Grundstufe) drückt aus, dass etw. andauert, aber bald zu Ende ist Beispiele: Er ist noch bei der Arbeit. Regnet es noch? noch Adv. (Grundstufe) drückt aus, dass etw. vor einem bestimmten Zeitpunkt geschieht Beispiele: Noch gestern war ich… … Extremes Deutsch
Einer (Norbert Gstrein) — Einer ist eine von Norbert Gstrein 1988 erschienene Erzählung. Sie erzählt die Geschichte eines Außenseiters mit einem touristisch erschlossenen Dorf in Österreich als Hauptschauplatz. Inhaltsverzeichnis 1 Handlung 2 Themen 3 Erzähltechnik … Deutsch Wikipedia
Noch einmal mit Gefühl — So lautet der deutsche Titel einer 1959 entstandenen amerikanischen Filmkomödie um einen Dirigenten (Hauptrolle: Yul Brynner, englischer Titel: Once more with feeling), sicherlich eine Anspielung auf die entsprechende musikalische Vortrags oder … Universal-Lexikon