-
1 primeur
primeur [priemur]〈v.〉2 primeur ⇒ nieuwtje, nieuwigheid♦voorbeelden:1 vin (dans sa) primeur • jonge wijn, de eerste wijndes légumes de primeur, dans la primeur • eerste jonge groenten van de oogst2 avoir la primeur de qc. • als eerste iets hebben, weten1. fprimeur, nieuwigheid2. primeursf pl -
2 innover
innover [ienovvee]♦voorbeelden:1 innover sur, par rapport à une époque • als baanbreker fungeren in, ten opzichte van zijn tijdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lanceren ⇒ als nieuwigheid invoeren, in de mode brengen -
3 nouveauté
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский