-
1 nadoen
-
2 nadoen
1 [eveneens doen] copy♦voorbeelden:1 dat doe je mij niet na • 〈 prestatie evenaren〉 you can't match that!; 〈 hetzelfde doen〉 you can't copy that -
3 nadoen
-
4 nadoen
imitá -
5 nadoen
v. imitate, parrot, copy -
6 nadoen
1) härma2) imitera -
7 nadoen
copier, imiter -
8 nadoen
imitá -
9 dat kun je mij niet nadoen
-
10 imitate
-
11 copier
copier [kopjee]〈 werkwoord〉1 overschrijven ⇒ kopiëren, een afschrift maken van♦voorbeelden:copier son devoir sur un manuel • zijn werk uit een schoolboek overschrijvencopier sur son voisin • bij zijn buurman spiekenv1) overschrijven, kopiëren3) reproduceren [kunst]4) slaafs navolgen, nadoen -
12 imiter
imiter [iemietee]〈 werkwoord〉1 nadoen ⇒ navolgen, na-apen♦voorbeelden:v1) nadoen, na-apen2) namaken, imiteren3) lijken (op) -
13 mimer
mimer [miemee]〈 werkwoord〉3 〈 een liedje, muziek〉playback zingen, spelenv1) uitbeelden2) imiteren, nadoen -
14 nachtun
-
15 na-
отдел.глаг. компонент, означает движение вслед, отставание, подражание, повторение* * *гл.общ. (pref) отделяемая глагольная приставка и префикс имён существительных, указывает на движение вслед, (pref) повторение, добавление (nabetalen доплачивать), (pref) подражание (nadoen подражать), (pref) догонять отставать (о часах)), (pref) отставание (nalopen) бежать вслед, (pref) преследование -
16 подражать
nabootsen, imiteren, navolgen, naapen, nadoen -
17 подражание
1.gener. na- (pref) (nadoen подражать)2. ngener. imitatie, naaperij, naaping, nabootsing, navolging (кому-л., чему-л.) -
18 подражать
v1) gener. nabauwen (кому-л.), nadoen (кому-либо), navolgen (кому-л.), imiteren, naapen, nabootsen2) liter. kopieren -
19 равняться
v1) gener. opwegen (tegen (÷òî-ôèáî)), evenaren (с кем-л. в чём-л.), nadoen (с кем-л.), bedragen, bijkomen (по товарищам), maken, tegen (iem.) opgewassen zijn, zich met (iem.) meten (с кем-л.)2) milit. richten3) math. gelijk zijn -
20 ты в этом не можешь сравняться со мной
prongener. dat kun je mij niet nadoenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > ты в этом не можешь сравняться со мной
См. также в других словарях:
Arme (der) — 1. Allein der Arme thut unrecht und hat das Kalb ins Auge geschlagen. 2. An des Armen Barte lernt der Junge scheren. – Körte, 264. 3. An der Armen Truh wischt jedermann die Schuh. Holl.: Aan den arme will ieder zijne schoenen afwisschen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Nachmachen — 1. Das mache ich nicht nach, sagte Till, als er einen Mann vom Dache fallen sah, dass er todt war. Holl.: Dat zou ik je niet nadoen, zei Kwak, en hij zag een man van een huis dood vallen. (Harrebomée, I, 461b.) 2. Das mache mir einmal einer nach … Deutsches Sprichwörter-Lexikon