-
1 malfaiteur
malfaiteur [maalfettur]〈m.〉♦voorbeelden:m (f - malfaitrice)misdadiger/-gster, boosdoener -
2 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
3 criminel
criminel [kriemienel]1 misdadig♦voorbeelden:un(e) criminel(le) • misdadig(st)erpoursuivre qn. au criminel • iemand strafrechtelijk vervolgen1. m (f - criminelle)misdadiger/-gster2. = criminelle; adj1) misdadig -
4 gangster
-
5 justice
justice [zĵuusties]〈v.〉1 rechtvaardigheid ⇒ gerechtigheid, billijkheid2 justitie ⇒ rechtspraak, gerecht♦voorbeelden:passer en justice • voor het gerecht verschijnenpoursuivre en justice • vervolgenrendre la justice • rechtsprekense faire justice • het recht in eigen handen nemen 〈 ook〉; de hand aan zichzelf slaan 〈m.b.t. misdadiger〉f2) justitie, gerecht -
6 reconnaître
reconnaître [rəkonnetr]2 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:des jumeaux impossibles à reconnaître • tweeling die men niet uit elkaar kan houdense faire reconnaître • zich bekendmakenje le reconnais bien là • dat is net iets voor hem♦voorbeelden:v1) herkennen2) erkennen, toegeven3) verkennen -
7 délinquant
délinquant [deelẽkã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 misdadig♦voorbeelden:1 jeunesse délinquante • jeugddelinquenten, criminele jongerenun délinquant • overtreder, misdadiger, delinquent, schuldigeun délinquant primaire • niet eerder veroordeelde -
8 dépistage
dépistage [deepiestaazĵ]〈m.〉1 opsporing ⇒ onderkenning, ontdekking♦voorbeelden:le dépistage précoce de la tuberculose • het vroegtijdig herkennen van tuberculose -
9 il court encore
il court encore————————il court encore -
10 le dépistage d'un malfaiteur
le dépistage d'un malfaiteurDictionnaire français-néerlandais > le dépistage d'un malfaiteur
-
11 reconnaître un malfaiteur
reconnaître un malfaiteurDictionnaire français-néerlandais > reconnaître un malfaiteur
-
12 se faire justice
se faire justice -
13 un délinquant
un délinquantovertreder, misdadiger, delinquent, schuldige
См. также в других словарях:
19 марта — ← март → Пн Вт Ср Чт Пт Сб Вс 1 2 3 4 5 6 … Википедия
Subjunctive in Dutch — The subjunctive mood in Dutch is a verb mood typically used in dependent clauses to express a wish, command, emotion, possibility, uncertainty, doubt, judgment, opinion, necessity, or action that has not yet occurred. It is also referred to as… … Wikipedia