-
121 case
n. geval; zaak; rechtszaak; toestand; reden; naamval (grammatica); krat, kist, doos; (in computers) metalen omhulsel waarin zich alle interne onderdelen van de computer bevinden--------v. inpakken (ook in een kist)case1[ kees]1 geval ⇒ kwestie, zaak; stand van zaken; voorbeeld, specimen; patiënt, ziektegeval; 〈 informeel〉 (excentriek) type4 〈 benaming voor〉 omhulsel 〈 voornamelijk met inhoud〉 ⇒ doos, kist, koffer; zak, tas(je); schede, koker; huls, mantel; sloop, overtrek; cassette, etui; omslag; band; uitstalkast, vitrine; kast 〈 van horloge, piano; voor boeken enz.〉; 〈 techniek, technologie〉 huis; trommel, bus; 〈 plantkunde〉 zaadhuisje/hulsel5 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst♦voorbeelden:case in point • goed voorbeeldhe's a real case • hij is echt geschift(just) in case • voor het geval datin case of • in geval van, voor het geval datin the case of • met betrekking totin any/no case • in elk/geen gevalit's (not) the case • het is (niet) waar/het gevalsuch being the case • in het licht daarvanin this/that case • in dit/dat gevalthree cases of measles • drie gevallen van mazelenas the case may be • afhankelijk van de situatie/omstandigheden2 have a strong case • er goed/sterk voor staanmake (out) one's case • aantonen dat men gelijk heeftput the case (that) • opperen/voorstellen (om te)the case for the defendant • het pleidooi ten gunste van de beklaagdehave no case • geen been hebben om op te staanleading case • precedentmy case is to be heard today • mijn zaak komt vandaag voor————————case2〈 werkwoord〉1 voorzien van een omhulsel/doos ⇒ insluiten, vatten -
122 chalk
n. krijt--------v. krijten, met krijt schrijvenchalk1[ tsjo:k]→ long long/1 krijt♦voorbeelden:〈 informeel〉 as different as chalk and/from cheese, as like as chalk and cheese • verschillend als dag en nacht→ French French/————————chalk2〈 werkwoord〉1 krijten ⇒ met krijt schrijven/merken♦voorbeelden: -
123 combination
n. kombinatie; inschakeling; motorfiets met aanhang[ kombinneesjn]4 klein dansorkest ⇒ (jazz) band, combo1 combinatie ⇒ het combineren, het verbinden♦voorbeelden: -
124 copper
n. (Cu), metaalelement koper; boiler; grote koperen of stalen kookketel (Brits); koperen of bronzen munt; rood-bruine kleur; soort kleine vlinders met kopergekleurde vleugels; politieagent (Britse agent)--------v. met een koperlaag overtrekken; wedden (Slang)copper1[ koppə]2 〈 voornamelijk Brits-Engels〉wasketel/teil————————copper2〈 werkwoord〉 -
125 dip
n. duik(en); inzinking; daling; dompeling--------v. dompelen; dalen; salueren; duikendip1[ dip]1 〈 benaming voor〉 indoping ⇒ onderdompeling; wasbeurt 〈 dieren, met insecticide〉; 〈 informeel〉 duik 〈 ook figuurlijk〉2 schepje1 dipsaus————————dip2〈 dipped〉1 duiken ⇒ plonzen, kopje-onder gaan2 ondergaan ⇒ vallen, zinken4 tasten ⇒ reiken, grijpen♦voorbeelden:dip into one's financial resources • een aanspraak doen op zijn geldelijke middelendip into one's pocket • in de zak tastendip into • vluchtig bekijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 (onder)dompelen ⇒ (in)dopen; galvaniseren 〈 in bad〉; wassen 〈 dieren in bad met insecticide〉♦voorbeelden: -
126 every
adj. ieder, elk[ evrie]♦voorbeelden:every second person • elke tweede persoonevery which way • in alle richtingenevery (single) one of them is wrong • ze zijn stuk voor stuk verkeerdthree out of every seven • drie op zevenshe was given every opportunity • ze kreeg alle kansenhis every thought goes out to you • al zijn gedachten gaan naar u uit¶ every now and again/then, every so often • (zo) nu en dan, af en toe -
127 exchange
n. ruil, uitwisseling; beurs--------v. wisselen, uitwisselen, verwisselenexchange1[ ikstsjeendzj]1 ruil ⇒ (uit)wisseling, woorden/gedachtewisseling♦voorbeelden:5 win/lose the exchange • een kwaliteit winnen/verliezen♦voorbeelden:————————exchange2〈 werkwoord〉1 ruilen ⇒ uitwisselen, verwisselen♦voorbeelden:I would like to exchange it for a smaller one • ik zou het graag voor een kleinere willen ruilen -
128 flower
n. bloem; bloei; rijkdom; bloemrijke taal--------v. bloeien; uitkomen (van bloemen, van knoppen); rijpen; bedekken met bloemen; versieren met een bloemstukflower1[ flauə]♦voorbeelden:flowers of sulphur • zwavelbloemII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:the tulips are in flower • de tulpen staan in bloei————————flower2〈 werkwoord〉
Страницы