-
21 huwelijksvoorwaarden
1 marriage settlement/articles♦voorbeelden:1 trouwen met/zonder huwelijksvoorwaarden • marry with/without a marriage settlement/articlesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > huwelijksvoorwaarden
-
22 huwen
-
23 in het huwelijk treden met
in het huwelijk treden metVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in het huwelijk treden met
-
24 liefde
1 love♦voorbeelden:haar grote liefde • her great lovehartstochtelijke liefde • passionkinderlijke liefde • childish love/affection; 〈 van kind voor ouder〉 filial love/affectioneen onbeantwoorde liefde koesteren voor iemand • foster an unrequited love for someoneeen ongelukkige liefde achter de rug hebben • have suffered a disappointment in loveplatonische liefde • platonic lovevrije liefde • free lovede ware liefde • true loveiemands liefde beantwoorden • return someone's love/affectionde liefde bedrijven • make loveliefde opvatten voor iemand • come to love someoneiemand zijn liefde verklaren • declare one's love for someoneliefde voelen voor • love, feel affection forgeluk hebben in de liefde • be lucky in loveliefde op het eerste gezicht • love at first sighthij deed het uit liefde • he did it for lovetrouwen uit liefde • marry for lovede liefde voor het vaderland • (the) love of one's countryliefde voor de kunst • love of art¶ wil je dat voor me doen? ja hoor, met alle liefde • would you do that for me? of course, with pleasure -
25 man
1 [volwassen mannelijk mens] man3 [echtgenoot] husband4 [flink persoon] man5 [lid van een bemanning] man, hand6 [lid van een groep/team] man♦voorbeelden:1 de aangewezen man voor dat karweitje • the best/obvious man for the jobbeste man 〈 ook ironisch〉 • my dear fellow/mande goede man weet nog van niets • the poor man/fellow knows nothing yethij is hier de grote man • he is the big boss herehij is geen vrij man • he is not his own manhij is er de man niet naar om • he is not the (sort of) man who wouldeen man uit duizenden • a man in a millioneen man van de daad/wereld • a man of action/the worldeen man van weinig woorden • a man of few wordshij is een man van zijn woord • he is as good as his wordals mannen onder elkaar • man to manach man, hou toch op • ah, come off it10.000 man publiek • a 10,000-strong audience〈 figuurlijk〉 de gewone/kleine man • the man in the street, the common manvijf man sterk • five strongiets aan de man brengen • sell somethingiemand recht op de man af iets zeggen • give it to someone straightiemand iets (recht) op de man af vragen • ask someone a point-blank question, ask someone something straighteen tientje de man • ten guilders eachals één man • as one (man)〈 spreekwoord〉 een gewaarschuwd man telt voor twee • forewarned, forearmed3 aan de man komen • find (oneself) a husband/manzijn dochters aan de man brengen • marry off one's daughters4 zijn verdriet dragen als een man • bear one's grief/take it like a manzich met man en macht tegen iets verzetten • resist something with might and mainmet hoeveel man zijn we? • how many are we?7 bloemenman • florist, flowerseller¶ onder die voorwaarden ben ik je man • under these conditions, I'm with you -
26 met de handschoen trouwen
met de handschoen trouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met de handschoen trouwen
-
27 met iemand van adel trouwen
met iemand van adel trouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met iemand van adel trouwen
-
28 stand
2 [wijze van staan/geplaatst zijn] position4 [sport] [score] score6 [het zijn] existence, being7 [plaats op een tentoonstelling] stand♦voorbeelden:de stand van de barometer • the barometer readingde stand van de dollar • the dollar ratede stand van het hoofd • the position of the headde stand van de zon • the position of the sunzet de oven op stand vier • set the oven to mark fourde vier standen van de maan • the four phases of the moon3 de stand van een rekening • the balance/status of an accountde stand van zaken • the state of affairsde burgerlijke stand • the registry officede gegoede stand • the well-to-dode hogere/lagere standen • the upper/lower classeszijn stand ophouden • keep up with the Jonesesbeneden zijn stand trouwen • marry beneath one's stationboven zijn stand leven • live beyond one's meanseen heer van stand • a man of rankin stand blijven • lasttot stand brengen • bring about, achievetot stand komen • come about/into being -
29 trouwen met/zonder huwelijksvoorwaarden
trouwen met/zonder huwelijksvoorwaardenmarry with/without a marriage settlement/articlesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > trouwen met/zonder huwelijksvoorwaarden
-
30 trouwen uit liefde
trouwen uit liefdeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > trouwen uit liefde
-
31 trouwen
1 [huwen] get married♦voorbeelden:ze trouwde met een arts • she married a doctorvoor de wet trouwen • get married in a registry officeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten huwelijk nemen; in de echt verbinden] marry -
32 uithuwelijken
♦voorbeelden: -
33 volmacht
1 [machtiging] power (of attorney), mandate, authority2 [schriftelijk bewijs] warrant, authorization♦voorbeelden:1 volmacht geven/verstrekken/hebben • give/grant/have authoritybij volmacht huwen • marry by proxy -
34 voor de wet trouwen
voor de wet trouwen————————voor de wet trouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor de wet trouwen
-
35 wet
2 [stelsel van rechtsregels, ook religie] law4 [wetenschappelijk] [wetmatigheid] law♦voorbeelden:een ongeschreven wet • an unwritten ruleeen wet aannemen/goedkeuren • pass/enact a laween wet invoeren/afkondigen/uitvaardigen • enact/promulgate/constitute a lawde wet naleven/schenden/overtreden/ontduiken • abide by/violate/break/circumvent the lawde wet schrijft voor dat … • the law prescribes that …de wet toepassen • enforce the lawhet gerecht moet de wetten uitvoeren • the court has to execute the lawseen ontwerp dat wet moet worden • a bill which has to become lawde wet zegt dat … • it is the law that …conform de wet • lawful, legalin overeenstemming met de wet • in accordance with lawvolgens de wet is het een misdaad • it's a crime before the law2 naar de letter/naar de geest van de wet • according to the letter/spirit of the lawvolgens de Engelse wet • under English lawgeschreven wet • statute lawde Mozaïsche wet • Mosaic(al) lawwet is wet • the law is the lawgehoorzaam aan de wet • law-abidingbij de wet bepaald • regulated by lawboven de wet staan • be above the lawzich buiten de wet stellen • place oneself outside the lawdoor de wet verboden • prohibited/forbidden by lawingevolge de wet • under lawin strijd met/strijdig met de wet • unlawful, illegal, lawless, against the lawnaar wet en recht • according to law and justicevoor de wet trouwen • marry at a registry officevoor de wet is iedereen gelijk • everybody is equal before the laween wet van Meden en Perzen • a law of the Medes and Persians, a hard and fast rulemoeders wil is wet • mother's word is laween ijzeren wet • an iron lawde joodse/mohammedaanse wet • Jewish/Hebrew law, Islamic lawiemand de wet voorschrijven • lay down the law to someone -
36 zijn dochters aan de man brengen
zijn dochters aan de man brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn dochters aan de man brengen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Marry U — Single by Super Junior from the album Don t Don Released September 20, 2007 … Wikipedia
Marry Me — may refer to: Marry Me (album), by St. Vincent Marry Me (novel), by John Updike Marry Me (song), by Train edit] See also Come Marry Me , a song by Miss Platnum (feat. Peter Fox) Marry Me a Little (disambiguation) This disamb … Wikipedia
Marry — Mar ry, v. t. [imp. & p. p. {Married}; p. pr. & vb. n. {Marrying}.] [OE. marien, F. marier, L. maritare, fr. maritus husband, fr. mas, maris, a male. See {Male}, and cf. {Maritral}.] 1. To unite in wedlock or matrimony; to perform the ceremony of … The Collaborative International Dictionary of English
marry — ► VERB (marries, married) 1) take as one s wife or husband in marriage. 2) join (two people) in marriage. 3) (marry into) become a member of (a family) by marriage. 4) join together; combine harmoniously. ● … English terms dictionary
Marry — Mar ry, v. i. To enter into the conjugal or connubial state; to take a husband or a wife. [1913 Webster] I will, therefore, that the younger women marry. 1 Tim. v. 14. [1913 Webster] {Marrying man}, a man disposed to marry. [Colloq.] [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
marry — marry1 [mar′ē] vt. married, marrying [ME marien < OFr marier < L maritare < maritus, a husband, married, prob. < IE base * meri, young wife, akin to * meryo, young man > Sans márya , man, young man, suitor] 1. a) to join as… … English World dictionary
Marry — Mar ry, interj. Indeed! in truth! a term of asseveration said to have been derived from the practice of swearing by the Virgin Mary. [Obs.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
marry — index combine (act in concert), connect (join together), join (bring together), unite Burton s Legal Thesaurus … Law dictionary
marry — [v] become husband and wife in legal ceremony ally, associate, become one, bond, catch*, combine, conjoin, conjugate, contract, couple, drop anchor*, espouse, get hitched*, get married, join, knit, land*, lead to altar, link, match, mate, merge,… … New thesaurus
marry — mar|ry W2S1 [ˈmæri] v past tense and past participle married present participle marrying third person singular marries [Date: 1200 1300; : French; Origin: marier, from Latin maritare, from maritus husband ] 1.) [I and T] if you marry someone, you … Dictionary of contemporary English
marry */*/*/ — UK [ˈmærɪ] / US [ˈmerɪ] verb Word forms marry : present tense I/you/we/they marry he/she/it marries present participle marrying past tense married past participle married Get it right: marry: Don t use the preposition with after get married or be … English dictionary