-
1 lostrekken
-
2 lostrekken
-
3 lostrekken
v. tear loose -
4 lostrekken op
v. go in at -
5 lostrekken
• to pull loose -
6 lostrekken
-
7 lostrekken, losrukken, losscheuren
гл.общ. оторватьDutch-russian dictionary > lostrekken, losrukken, losscheuren
-
8 zich lostrekken
zich lostrekkentear/wrench oneself awayVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich lostrekken
-
9 оторвать
vgener. lostrekken, losrukken, losscheuren -
10 afrukken
1 [met een ruk lostrekken] arracher♦voorbeelden:1 [zich verwijderen] se retirer♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich afrukken〉1 [zich aftrekken] se branler -
11 afrukken
1 [met een ruk lostrekken] pull off/away2 [met geweld af-/uitdoen] tear/snatch off/away3 [vulgair] jerk/jack off, wank (off)♦voorbeelden:2 iemand de hoed van het hoofd afrukken • tear/snatch the hat off someone's headzich afrukken • (have a) wank, jerk off1 [zich verwijderen] withdraw2 [met ‘op’] [oprukken] advance on
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский