-
1 credulous
adj. lichtgelovig, goedgelovig[ kredzjələs] 〈 credulousness〉 -
2 fond
adj. liefhebbend; dierbaar; al te lief; al te optimistisch; verwennend; onwerkelijk--------n. achtergrond[ fond]1 liefhebbend ⇒ teder, innig3 al te lief ⇒ al te toegeeflijk/goed4 al te optimistisch ⇒ naïef, onnozel, lichtgelovig♦voorbeelden:she fondly imagines that … • ze is zo naïef te denken dat …→ absence absence/ -
3 gullible
adj. makkelijk beet te nemen; onnozel[ gulləbl] 〈gullibly; zelfstandig naamwoord: gullibility〉1 makkelijk beet te nemen ⇒ lichtgelovig, onnozel -
4 overcredulous
overcredulous -
5 cully
n. makker, maat; lichtgelovig iemand, iemand die makkelijk voor de gek is te houden; onnozel iemand -
6 easy mark
n. lichtgelovig iemand, iemand die gemakkelijk voor de gek te houden is -
7 gullible person
onnozel,lichtgelovig,makkelijk beet te nemen -
8 sucka
n. (Slang) lichtgelovig iemand, onnozele; algemeen persoon of voorwerp (gebruikt om iets te specificeren zonder het bij naam te noemen)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский