-
1 food
n. voedsel, eten; voeding[ foe:d]1 voedingsmiddel/artikel ⇒ levensmiddel, eetwaar♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
2 foodstuff
-
3 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
4 aliment riche
aliment riche -
5 conserve
conserve [kõserv]〈v.〉♦voorbeelden:mettre en conserve • inblikken, inmakendes petits pois en conserve • doperwtjes in blik -
6 Grundnahrungsmittel
-
7 Lebensmittel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский