-
1 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
2 luck
n. geluk; bestemming--------v. veel geluk hebben, door geluk slagen, een moment van buitengewoon geluk hebben[ luk]1 geluk ⇒ toeval, succes♦voorbeelden:good luck • succesworse luck • pech gehad, jammerhave all the luck • altijd boffenpush one's luck • te veel risico's nementry one's luck • zijn geluk beproevenyour luck is in • dit is je geluksdag/kanslet's do it once more for luck • laten we het nog een keer doen, misschien brengt dat gelukbe in luck/in luck's way • geluk hebbenbe out of luck, be down on one's luck • pech hebbenwith luck • als alles goed gaatyou never know your luck • misschien heb je gelukjust my luck! • dat moet typisch mij weer overkomenno such luck • helaas nietas luck would have it • (on)gelukkig, toevallig
См. также в других словарях:
Let Me Try — Infobox ESC entry song = flagicon|Romania Let Me Try caption = year = 2005 country = Romania artist = Luminiţa Anghel, Toth Zoltan ( Zoli ), Mihai Ciprian Rogojan ( Cici ), Claudiu Purcărin ( The Godfather ), Robert Magheti ( Robi ), Florin… … Wikipedia
Let Me Try (disambiguation) — Let Me Try may refer to: * Let Me Try , a eurodance song by Luminiţa Anghel and Sistem used to represent Romania at the 2005 Eurovision Song Contest * Let Me Try , a song by MC5 from their 1970 album Back in the USA * Let Me Try , a song by… … Wikipedia
Let's Try It Again — Infobox Single Name = Let s Try It Again Artist = New Kids on the Block from Album = Step by Step Released = 1990 Format = 7 single 12 maxi Recorded = 1989 Genre = Pop Length = 3:51 Label = Columbia Writer = Maurice Starr Producer = Maurice Starr … Wikipedia
Try — Try, v. t. [imp. & p. p. {tried}; p. pr. & vb. n. {Trying}.] [OE. trien to select, pick out, F. trier to cull, to out, LL. tritare to triturate (hence the sense of, to thresh, to separate the grain from the straw, to select), L. terere, tritum,… … The Collaborative International Dictionary of English
try out — try to become a member of a team Let s try out for soccer this year. Let s play on the team … English idioms
try — {{Roman}}I.{{/Roman}} noun 1 attempt ADJECTIVE ▪ good, nice ▪ Never mind it was a good try. Better luck next time. ▪ another ▪ first, second … Collocations dictionary
try — try1 W1S1 [traı] v past tense and past participle tried present participle trying third person singular tries ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(attempt)¦ 2¦(test/use)¦ 3¦(food/drink)¦ 4¦(try to find somebody/something)¦ 5¦(door/window)¦ 6¦( … Dictionary of contemporary English
try — try1 [ traı ] (past tense and past participle tried [ traıd ] ) verb *** 1. ) intransitive or transitive to attempt to do something: Don t try any of your tricks with me! I know she s not very helpful, but she does try. try to do something: Just… … Usage of the words and phrases in modern English
try — I UK [traɪ] / US verb Word forms try : present tense I/you/we/they try he/she/it tries present participle trying past tense tried UK [traɪd] / US past participle tried *** 1) a) [intransitive/transitive] to attempt to do something I know she s… … English dictionary
try*/*/*/ — [traɪ] (past tense and past participle tried [traɪd] ) verb I 1) [I/T] to attempt to do something Owen tried a shot at goal, but the ball went wide.[/ex] Just try your best. I m sure you ll be fine.[/ex] We ll just have to try harder next… … Dictionary for writing and speaking English
try — v. & n. v. ( ies, ied) 1 intr. make an effort with a view to success (often foll. by to + infin.; colloq. foll. by and + infin.: tried to be on time; try and be early; I shall try hard). Usage: Use with and is uncommon in the past tense and in… … Useful english dictionary