-
1 senken
senken1 laten zinken, laten zakken ⇒ neerlaten, verlagen♦voorbeelden:gesenkten Hauptes • met gebogen hoofdden Sarg ins Grab senken • de kist in het graf laten zakken1 zakken, dalen ⇒ omlaaggaan, neerdalen; verzakken2 dalen, afhellen♦voorbeelden:das Haus hat sich um einige Zentimeter gesenkt • het huis is een paar centimeter verzakt -
2 hinunterlassen
-
3 versenken
versenken2 laten zakken ⇒ laten zinken, dalen3 〈 ambachtelijk〉verzinken, inlaten ⇒ in-, wegklappen -
4 Flügel
Flügel〈m.; Flügels, Flügel〉♦voorbeelden:die Flügel einer Mühle • de wieken van een molender linke Flügel einer Armee • de linkerflank van een legerder rechte Flügel einer Partei • de rechtervleugel van een partijdie Flügel ausbreiten, spreizen • de vleugels uitslaanjemandem die Flügel beschneiden, stutzen • iemand kortwieken -
5 Versenkbühne
-
6 Versenkung
Versenkung〈v.; Versenkung, Versenkungen〉2 concentratie, meditatie3 〈 dramaturgie〉deel van het toneel, podium dat men kan laten zakken♦voorbeelden: -
7 den Sarg ins Grab senken
den Sarg ins Grab senkenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > den Sarg ins Grab senken
-
8 herablassen
herablassen♦voorbeelden: -
9 herunterlassen
herunterlassen -
10 hinabsenken
hinabsenken -
11 hängen
hängen6 hechten, gehecht zijn aan♦voorbeelden:3 hängen bleiben • (a) blijven steken, haken, vast blijven zitten; (b) vastplakken, blijven kleven • (c) blijven hangen, (onnodig) lang blijven; 〈 (d) informeel; onderwijs〉 blijven zitten〈 figuurlijk〉 sein Blick blieb an einem alten Gemälde hängen • zijn blik bleef op een oud schilderij rusten〈 informeel〉 jemanden hängen lassen • iemand in de steek laten, laten zittensich hängen lassen • bij de pakken neerzitten, het opgevender Schmutz hängt an den Schuhsohlen • het vuil kleeft aan de schoenzolen7 wo hängt der Junge bloß? • waar hangt die jongen toch uit?abends in den Kneipen hängen • 's avonds in de kroegen rondhangenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:mit Hängen und Würgen • met hangen en wurgen♦voorbeelden: -
12 etwas hängen lassen
-
13 sausen
-
14 Senkung
Senkung〈v.; Senkung, Senkungen〉2 het laten zinken, zakken ⇒ neerlating3 laagte, kom, inzinking4 〈 literatuur〉daling, thesis -
15 absenken
-
16 einsenken
-
17 nachgeben
nachgebenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:seinen Launen nachgeben • aan zijn grillen toegeven, zijn grillen volgennicht nachgeben • volhouden, geen krimp gevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naserveren, bedienen 〈 bij het eten〉♦voorbeelden: -
18 sinken
sinken1 zinken, zakken, dalen ⇒ ondergaan, vallen♦voorbeelden:alle Hoffnung sinken lassen • alle hoop laten varenauf den Gefrierpunkt sinken • tot het vriespunt dalenauf, in die Knie sinken • op de knieën neergaan, knielenaufs, ins Bett sinken • op, in bed vallenzu Boden, auf die, zur Erde sinken • ter aarde zinken
См. также в других словарях:
Sack — 1. Alte Säcke brauchen viel Flecke. – Winckler, IX, 57. 2. Alte Säcke näht man nicht mit Seide. – Eiselein, 538. 3. An einem neuen Sacke bleibt das Mehl hängen. Holl.: Aan nieuwe zakken blijft het meel hangen. (Harrebomée, II, 487b.) 4. An einem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Rath — 1. A richtiger Roath: drei Bauern, sechs Stiefel. (Rott Thal.) 2. Alle wissen guten Rath, nur (der) nicht, der ihn nöthig hat. – Gaal, 1279; Körte, 4913; Simrock, 8104. Schwed.: Alla weta god råd förutan den i wåndan står. (Grubb, 19.) 3. Alles… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon