-
1 lang
lang1〈bijvoeglijk naamwoord; länger, (am) längst(en)〉♦voorbeelden:längere Zeit warten • vrij, tamelijk lang wachtenlang ersehnt • langverbeidlang gestreckt • langgerekt, (uit)gestrektlang gezogen • langgerekt, (uit)gerektdie Zeit wird mir lang • het gaat me te lang durenseit langem, seit langer Zeit • sinds langseit längerem • sedert geruime tijdvor langem, vor langer Zeit • lang geledendes Langen und Breiten, lang und breit • lang en breed, uitvoerig〈 spreekwoord〉 wers lang hat, lässts lang hängen • wie het breed heeft, laat het breed hangen————————lang2♦voorbeelden:hier gehts lang! • deze kant op!————————lang3〈voorzetsel + 4〉 〈 regionaal〉♦voorbeelden: -
2 lang ersehnt
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский
- Французский