-
21 linge
linge [lẽzĵ]〈m.〉3 doek♦voorbeelden:linge de couleur • bonte waslinge de maison • linnengoedlinge de toilette • handdoeken en washandjesgros linge • lakens, grote waslinge hygiénique • maandverbandlinge à repasser • strijkgoeddu linge de rechange • een verschoningchanger de linge • schoon ondergoed aantrekken〈 informeel〉 il y a du beau linge, du linge • er lopen veel chic geklede vrouwen, mensen rond→ cordem1) wasgoed2) ondergoed3) doek -
22 machine
machine [maasĵien]〈v.〉1 machine ⇒ werktuig, toestel♦voorbeelden:machine de guerre • belegeringswerktuigmachine à sous • gok-, speelautomaatmachine de traitement de texte(s) • tekstverwerker, wordprocessormachine à vapeur • stoommachinemachine infernale • helse machinemachine pneumatique • luchtpompmachine à calculer • rekenmachineécrire, taper à la machine • typenmachine à écrire • schrijfmachine〈 pejoratief, figuurlijk〉 il n'est qu'une machine à fabriquer de l'argent • het enige dat hem interesseert is geld verdienenmachine à laver • wasmachinemachine à pointer • prikklokmachine à tisser • weefgetouwmachine à habiter • woonfabriekf1) machine, werktuig2) (motor)fiets3) locomotief4) apparaat, systeem5) ding -
23 outrage
outrage (à) [oetraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:derniers outrages • grofste belediginglaver un outrage • een belediging wrekenfaire subir les derniers outrages à une femme • een vrouw verkrachtenm -
24 tambour
tambour [tãboer]〈m.〉♦voorbeelden:tambour africain • tamtamtambour battant • met slaande trommener qc. tambour battant • iets voortvarend afhandelengros tambour • grote trompartir sans tambour ni trompette • met stille trom vertrekken→ freinm1) trom(mel)3) tochtportaal4) draaideur -
25 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
26 se
se [sə]3 〈 onvertaald〉♦voorbeelden:il ne se l'est pas fait dire deux fois • dat liet hij zich geen twee keer zeggense laver les mains • zijn handen wassen¶ s'amuser • zich amuseren, elkaar vermakens'amuser à faire qc. • het leuk vinden iets te doen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
laver — [ lave ] v. tr. <conjug. : 1> • 980; lat. lavare I ♦ 1 ♦ Nettoyer avec un liquide, notamment avec de l eau. ⇒ décrasser , décrotter, dégraisser, 2. détacher, nettoyer, savonner. Laver avec une brosse, une éponge; avec du savon, de la… … Encyclopédie Universelle
laver — LAVER. v.a. Nettoyer avec de l eau ou quelque autre chose de liquide. Laver du linge. laver la lessive. se laver le visage. se laver les mains. un bassin à laver les mains. se laver les pieds. se laver la bouche. laver une playe avec du vin. la… … Dictionnaire de l'Académie française
Laver — con tostada. El laver, también conocido a veces como slake,[1] es un alga comestible con un alto contenido en sales minerales, especialmente yodo e hierro. Se usa para elaborar … Wikipedia Español
laver — Laver, et nettoyer, Abluere, Colluere, Eluere, Baptizare, Lauare, Subluere. Fort laver, Proluere, Perluere, Elauare. Laver ses mains ce temps pendant que quelque chose se fait, Manus interluere. Baille moy à laver, Cedo aquam manibus. Bud ex… … Thresor de la langue françoyse
Laver — might refer to one of the following: *Laver (seaweed), an edible seaweed *Laver, a basin for ceremonial ablution *Laver, a river in North Yorkshire *High Laver a village in the Epping Forest district of Essex, England See also *Arnold Laver,… … Wikipedia
Laver — La ver (l[=a] v[ e]r), n. The fronds of certain marine alg[ae] used as food, and for making a sauce called laver sauce. Green laver is the {Ulva latissima}; purple laver, {Porphyra laciniata} and {Porphyra vulgaris}. It is prepared by stewing,… … The Collaborative International Dictionary of English
LAVER (R.) — LAVER RODNEY, dit ROD (1938 ) L’Australien Rod Laver est le seul tennisman à avoir réussi deux fois le Grand Chelem. En 1962, c’est en dominant ses compatriotes Roy Emerson en Australie, en France et aux États Unis et Martin Mulligan en Grande… … Encyclopédie Universelle
laver — (also purple laver) ► NOUN ▪ an edible seaweed with thin reddish purple and green sheet like fronds. ORIGIN Latin … English terms dictionary
Laver — Lav er, n. [From {Lave} to wash.] One who laves; a washer. [Obs.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Laver — Lav er (l[=a] v[ e]r), n. [OE. lavour, F. lavoir, L. lavatorium a washing place. See {Lavatory}.] 1. A vessel for washing; a large basin. [1913 Webster] 2. (Script. Hist.) (a) A large brazen vessel placed in the court of the Jewish tabernacle… … The Collaborative International Dictionary of English
Laver — Laver, ein drei Stunden langes Hochthal im bündischen Unter Engadin in der Schweiz, mit vielen Sennhütten … Pierer's Universal-Lexikon