-
1 gripe
n. klacht, bezwaar, geklaag (slang); buikpijn--------v. jammeren, klagen; grijpen; pakkengripe1[ grajp]II 〈 meervoud〉————————gripe21 knagen ⇒ krimpen, aan kramp lijden♦voorbeelden:2 gripe about something/at someone • over iets/tegen iemand mopperenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kramp/koliek veroorzaken bij♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский