-
1 climacteric
-
2 climate
-
3 acclimatise
v. aan nieuwe omgeving aanpassen; zich aanpassen (ook "acclimatize")→ acclimatize acclimatize/————————acclimatize, acclimatise[ əklajmətajz] 〈zelfstandig naamwoord: acclimatization〉1 acclimatiseren ⇒ (doen) wennen aan een ander klimaat/andere omgeving♦voorbeelden: -
4 acclimatize
v. aan nieuwe omgeving aanpassen; zich aanpassen (ook "acclimatise")acclimatize, acclimatise[ əklajmətajz] 〈zelfstandig naamwoord: acclimatization〉1 acclimatiseren ⇒ (doen) wennen aan een ander klimaat/andere omgeving♦voorbeelden: -
5 anticlimax
-
6 climactic
adj. van de top; van de top[ klajmæktik] 〈 climactically〉 -
7 climatic
adj. klimatisch (van het klimaat, van het weer)[ klajmætik] 〈 climatically〉 -
8 climatology
-
9 climax
n. climax--------v. hoogtepunt, climaxclimax1[ klajmæks] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 orgasme ⇒ climax, hoogtepunt————————climax2〈 werkwoord〉 -
10 climb
n. klim--------v. klimmenclimb1[ klajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 helling ⇒ klim, weg omhoog♦voorbeelden:————————climb2♦voorbeelden:climb up a wall • tegen een muur opklimmenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 klimmen in/op ⇒ beklimmen, bestijgen -
11 climber
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский