-
1 choice
adj. uitgelezen, prima--------n. keuzechoice1[ tsjojs]2 keuzemogelijkheid ⇒ keur, optie3 het/de gekozene ⇒ keus, keuze, voorkeur♦voorbeelden:by/for choice • bij voorkeur1 keuze(mogelijkheid) ⇒ keus, alternatief♦voorbeelden:he had little choice in the matter • er bleef hem weinig keusJohn has no choice but to come • John moet wel komenfrom choice • graag, gewillig————————choice2〈bijvoeglijk naamwoord; choicer; choiceness〉1 uitgelezen ⇒ kwaliteits-, prima♦voorbeelden: -
2 option
n. keuze; mogelijkheid; optie; verkiezing[ opsjn]2 keus/keuze ⇒ alternatief, keuzemogelijkheid♦voorbeelden:1 buyer of an option • optant, premiegeverdealer in options • premiemakelaarterm of an option • optietermijn, premieperiodenaked option • ongedekte optiehave an option on • in optie hebben, de voorkeur hebben van2 keep/leave one's options open • (nog) geen definitieve keuze doen; 〈 ongeveer〉 zich op de vlakte houdenhave no option but to go • geen andere keus hebben dan te gaan -
3 choice of law
Keuze van rechtspraak (de mogelijkheid te kiezen tussen alternatieve rechtspraken) -
4 optional
adj. verkiesbaar; mogelijkheid[ opsjnəl]1 keuze- ⇒ facultatief, vrij♦voorbeelden:render something optional • iets facultatief stellen -
5 there is no choice
er is geen keuze (geen andere mogelijkheid)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский