-
1 keel over
(to fall over usually suddenly or unexpectedly eg in a faint.) tomber dans les pommes -
2 keel over
[boat] chavirer; [person] s'écrouler; [tree] s'abattre -
3 keel
keel [ki:l]quille f[person] tourner de l'œil (inf)* * *[kiːl]noun quille fmy finances are back on an even keel — fig mes finances sont revenues à la normale
Phrasal Verbs: -
4 keel
keel n Naut quille f ; Aviat arête f ventrale spec ; to be on an even keel Naut être dans ses lignes ; he's on a more even keel now fig il est plus équilibré qu'avant ; my finances are back on an even keel fig mes finances sont revenues à la normale. -
5 keel
keel [ki:l]1 noun∎ on an even keel à tirant d'eau égal; figurative en équilibre;∎ to be back on an even keel (situation) être de nouveau stable, s'être stabilisé; (person) avoir retrouvé son équilibre;∎ to put a company/the economy back on an even keel remettre une entreprise/l'économie d'aplombfaire chavirer, cabanerchavirerNautical faire chavirer, cabaner -
6 keel
[ki:l](the long supporting piece of a ship's frame that lies lengthwise along the bottom: The boat's keel stuck in the mud near the shore.) quille- be/keep on an even keel -
7 hangen
1 [neerwaarts gestrekt gehouden worden] pendre2 [in neerwaartse richting afwijken; overhellen] pencher3 [boven de grond gehouden worden] être suspendu4 [tot straf opgehangen zijn] être pendu5 [vast (blijven) zitten] être attaché (à)6 [verlangen] aspirer (à)♦voorbeelden:de zeilen hangen slap • les voiles pendenthet koord hangt slap • la corde est trop lâchede teugels laten hangen • lâcher la bridede wolken hangen laag • les nuages sont bashet schilderij hangt scheef • le tableau est de travers〈 van personen〉 over iets, iemand hangen • se pencher sur qc., qn.uit het lood hangen • surplombermet hangen en wurgen • à grand-peine〈 figuurlijk〉 als hij niet meewerkt, hang je • s'il ne marche pas, tu es fichu〈 figuurlijk〉 aan iemand blijven hangen • rester collé à qn. sans trop savoir pourquoizijn betoog hing van platheden aan elkaar • son exposé était cousu de platitudeshet hangt erom • rien n'est encore décidéII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bevestigen] (sus)pendre♦voorbeelden:zijn jas aan de kapstok hangen • accrocher son manteau (au portemanteau) -
8 woord
♦voorbeelden:het Woord Gods • la parole de Dieumet andere woorden • autrement ditgevleugelde woorden • mots historiqueshet goddelijk Woord • le Verbe (de Dieu)geen goed woord voor iets, iemand over hebben • condamner ouvertement qc., être sans pitié pour qn.een goed woord(je) voor iemand doen • intercéder en faveur de qn.aan een half woord genoeg hebben • savoir ce que parler veut direhet hoge woord moest eruit • il fallait que le grand mot fût lâchéhoge woorden met iemand hebben • avoir une violente dispute avec qn.holle woorden • vaines paroleseen kort woord spreken • prendre brièvement la parolehij moet altijd het laatste woord hebben • il faut toujours qu'il ait le dernier mothet verlossende woord spreken • dire le fin moteen vriendelijk woord spreken • dire un mot gentileen waar woord spreken • dire le mot justeeen man van weinig woorden • un homme avare de paroleszijn woorden (op een goudschaaltje) (af)wegen • (bien) peser ses motser is wel eens een woord gevallen • ils ont eu des mots de temps en tempsiemand (de) woorden in de mond leggen • mettre des mots dans la bouche de qn.woordjes leren • apprendre des motszijn woorden terugnemen • se rétractermen moet hem de woorden uit de keel, de mond trekken • on doit lui arracher les mots (de la bouche)niet veel woorden over iets vuilmaken, aan iets verspillen • ne pas perdre sa salive à qc.naar woorden (moeten) zoeken • (devoir) chercher des motseen woord vooraf • un avant-proposhet blijft bij woorden • ce sont des paroles en l'airhet niet (alleen) bij woorden laten • ne pas se contenter de belles parolesniet in woorden uit te drukken • inexprimablemet zoveel woorden • mot pour motmet, in één woord • en un motiets onder woorden brengen • formuler qc.over zijn woorden vallen, struikelen • trébucher sur ses motsniet uit zijn woorden kunnen komen • s'embrouiller (dans ses phrases)je haalt me de woorden uit de mond • j'allais le direiemand de woorden uit de mond kijken • être suspendu aux lèvres de qn.iets woord voor woord navertellen • répéter qc. mot pour motiets woord voor woord vertalen • traduire qc. mot à mothij moet er het eerste woord nog over zeggen • il n'en a encore rien ditgeen woorden voor iets hebben • 〈 letterlijk〉 ne pas avoir de mot pour qualifier qc.; 〈 figuurlijk〉 être stupéfait devant qc.geen woorden voor iets weten te vinden • être à court de motsdaar is geen woord van aan, waar • il n'y a pas un (traître) mot de vraimet geen woord over iets spreken • ne pas souffler mot de qc.geen woord meer! • plus un mot!geen woord meer met elkaar spreken • ne plus s'adresser la parolegeen woorden maar daden • pas de paroles, des actesdat is geen woord te veel gezegd • il n'y a pas un mot de tropgeen woord zeggen • ne pas dire un moter geen woord tussen kunnen krijgen • ne pas pouvoir placer un mothij kon geen woord uitbrengen • il n'a pas pu émettre un sonmet twee woorden spreken • répondre polimentgeen woord van iets verstaan, begrijpen • ne rien comprendre à qc.het Woord is Vlees geworden • le Verbe s'est fait chair→ link=man man, link=verstaander verstaanderzij kan goed haar woord doen • elle parle bienhet woord is aan u, u hebt het woord • vous avez la paroleiemand het woord ontnemen • retirer la parole à qn.het woord tot iemand richten • adresser la parole à qn.het woord voeren • avoir la paroleaan het woord zijn • avoir la paroleiemand aan het woord laten • laisser parler qn.iemand niet aan het woord laten komen • refuser la parole à qn.iemand te woord staan • recevoir qn.zijn woord breken • manquer à sa parolezijn woord geven • donner sa paroleiemand aan zijn woord houden • prendre qn. au motzijn woord nakomen • tenir parolezijn woord terugnemen • reprendre sa parolezijn woord verpanden • engager sa paroleeen man van zijn woord • un homme d'honneurbij zijn woord blijven • tenir paroleik geloof u op uw woord • je vous crois sur parole -
9 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
10 dik
2 [van aanzienlijke omvang] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 gros/grosse♦voorbeelden:een dikke mist • un brouillard épaisdik gezaaid • semé druhet er dik bovenop leggen • forcer la dosehet ligt er dik bovenop • ça crève les yeuxdat zit er dik in • il n'y a pas l'ombre d'un doutedik in iets zitten • avoir qc. en abondanceeen dik uur • plus d'une heureeen dikke voldoende • largement la moyennedik tevreden (zijn) • (être) très satisfaitiemand dik verslaan • battre qn. de loineen dikke tien jaar geleden • il y a largement dix ans't is dik in orde • pas de problèmesdat komt dik voor elkaar, mekaar! • sans problèmes!5 dikke vrienden, maatjes zijn • être très ami(s) (avec qn.)het is dik aan tussen hen • c'est le grand amour entre euxdik doen • faire l'importantdik gekleed zijn • être habillé chaudementzich dik maken (over iets) • se faire du mauvais sangzich niet dik maken • ne pas s'en faire -
11 heel
heel [hi:l]1 noun∎ she spun or turned on her heel and walked away elle a tourné les talons;∎ figurative under the heel of Fascism sous le joug ou la botte du fascisme;∎ we followed hard on her heels (walked) nous lui emboîtâmes le pas; (tracked) nous étions sur ses talons;∎ famine followed hard on the heels of drought la sécheresse fut suivie de près par la famine;∎ he brought the dog to heel il a fait venir le chien à ses pieds;∎ figurative to bring sb to heel mettre qn au pas;∎ familiar to take to one's heels, to show a clean pair of heels se sauver à toutes jambes, prendre ses jambes à son cou;∎ he's showing the other runners a clean pair of heels il a pris une belle avance sur les autres concurrents(b) (of boot, shoe) talon m;∎ she was wearing heels (high-heeled shoes) elle portait des talons;(c) (of glove, golf club, hand, knife, sock, tool) talon m(a) (boot, shoe) refaire le talon de;∎ to get one's shoes heeled (faire) refaire le talon de ses chaussures(b) (in rugby) talonner∎ heel! au pied!►► heel bar talon-minute m, réparations-minute fpl
См. также в других словарях:
keel over — {v.} 1. To turn upside down; tip over; overturn. Usually refers to a boat. * /The strong wind made the sailboat keel over and the passengers fell into the water./ 2. {informal} To fall over in a faint; taint. * /It was so hot during the assembly… … Dictionary of American idioms
keel over — {v.} 1. To turn upside down; tip over; overturn. Usually refers to a boat. * /The strong wind made the sailboat keel over and the passengers fell into the water./ 2. {informal} To fall over in a faint; taint. * /It was so hot during the assembly… … Dictionary of American idioms
keel over — keel o ver, v. i. To drop down in a faint, or as if dead; to die. [Colloq.] [PJC] … The Collaborative International Dictionary of English
keel over — [v] fall, faint black out, capsize, collapse, drop, founder, go down, overturn, pass out, pitch, plunge, slump, swoon, topple, tumble, upset; concepts 152,181 Ant. stand, straighten … New thesaurus
keel over — verb turn over and fall (Freq. 1) the man had a heart attack and keeled over • Hypernyms: ↑tumble, ↑topple • Verb Frames: Something s Somebody s … Useful english dictionary
keel over — v. (D; intr.) to keel over from (to keel over from the heat) * * * [ kiːl əʊvə] (D; intr.) to keel over from (to keel over from the heat) … Combinatory dictionary
keel over — phrasal verb [intransitive] Word forms keel over : present tense I/you/we/they keel over he/she/it keels over present participle keeling over past tense keeled over past participle keeled over 1) informal if a person keels over, they fall,… … English dictionary
keel over — 1. to fall down suddenly because of illness or weakness. Working outside in this heat, she was afraid someone would keel over. 2. to die suddenly. The old man simply keeled over on the sidewalk from a heart attack, I suppose. Etymology: based on… … New idioms dictionary
keel\ over — v 1. To turn upside down; tip over; overturn. Usually refers to a boat. The strong wind made the sailboat keel over and the passengers fell into the water. 2. informal To fall over in a faint; taint. It was so hot during the assembly program that … Словарь американских идиом
keel over — 1) the boat keeled over Syn: capsize, turn turtle, turn upside down, founder; overturn, turn over, flip (over), tip over 2) the slightest activity made him keel over Syn: collapse, faint, pass out, bl … Thesaurus of popular words
keel over — to die The capsizing of a boat, or the figurative fall of a bird from its perch: He told me he might keel over at any time. (A. Waugh, Private Eye, August 1980) … How not to say what you mean: A dictionary of euphemisms