-
41 de hond stortte zich op de postbode
de hond stortte zich op de postbodeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de hond stortte zich op de postbode
-
42 de klimop omstrengelt de eik
de klimop omstrengelt de eikVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de klimop omstrengelt de eik
-
43 de storm was uitgewoed
de storm was uitgewoedthe storm had subsided/had blown itself outVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de storm was uitgewoed
-
44 de vergelijking met zijn vader dringt zich aan ons op
de vergelijking met zijn vader dringt zich aan ons opVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vergelijking met zijn vader dringt zich aan ons op
-
45 de vraag rijst/doet zich voor
de vraag rijst/doet zich voorVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vraag rijst/doet zich voor
-
46 doldraaien
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [te ver doordraaien] drive/push/turn too far ⇒ overload -
47 doorwerken
doorwerken1 [voortgaan met werken] go/keep on working, continue to work, work on ⇒ work overtime 〈 na werktijd〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten einde toe bestuderen] work (one's way) through ⇒ get/go through♦voorbeelden: -
48 edelmoedigheid
♦voorbeelden: -
49 een ziekte uit zich in bepaalde symptomen
een ziekte uit zich in bepaalde symptomenan illness shows/manifests itself in certain symptomsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ziekte uit zich in bepaalde symptomen
-
50 een
een1〈de〉1 one♦voorbeelden:————————een21 one♦voorbeelden:zich een (ge)voelen met de natuur • be at one with natureeen maken • uniteeen worden • become oneeen met • one with————————een31 one♦voorbeelden:er een laten vliegen • farter een pakken/nemen/drinken • have a drinkgeef me er nog een • give me another (one)/one moreje bent me er (ook) een! • you are a nice one!als er een is die het kan, dan is hij het • if anyone can do it, he can————————een4I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 one♦voorbeelden:de/het een of ander • someone/something or otherik zal een en ander nog opzoeken • I'll check these things(noch) het een noch het ander • neither one thing nor the othervan de een naar de ander kijken • look from one to the othervan het een komt het ander • one thing leads to anotherde een zegt dit, de andere dat • some (people) say one thing, some anotherop (de) een (of andere) dag • some/one dayeen dezer dagen • one of these dayseen keer is voldoende • once is enoughelke stem is er een • every vote countselke cent is er een • a penny saved is a penny earnedelke cent is er een voor hem • he has to count his pennieseen en dezelfde • one and the sameniet een, geen een • not one, no onede weg is een en al modder • the road is nothing but mudzij is een en al oor/oog/glimlach • she is all ears/eyes/smileszij was een en al gastvrijheid • she was hospitality itselfhij was een en al zenuwen • he was a bundle of nerveshet is bij enen • it's almost one (o'clock)de op een na laatste, op een na de laatste • the last but onede op een na beste, op een na de beste • the second bestallen op een na • all except onehonderd tegen een • a hundred to oneeen van tweeën • one of two thingseen van beide(n) • one of themeen voor allen, allen voor een • all for one and one for alleen voor een • one by one, one at a time(je moet kiezen) het een of het ander • you can't have it both waysals één man • as one manop de een of andere wijze • one way or anothereen of ander meisje • some girl or otherII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉♦voorbeelden:III 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald] a; 〈 voor klinker〉 an2 [categoriaal] a3 [ongeveer] a, some4 [in uitroepen] a, some♦voorbeelden:neem een Tedje van Es • take someone like a Tedje van Eseen duizend gulden • some thousand guilders4 een mensen dat er waren! • what a lot of people there were!wat een mooie bloemen! • what beautiful flowers!wat een mensen! • what a crowd!wat een idee! • what an idea! -
51 eigen
eigen1〈 het〉 〈 figuurlijk〉1 [informeel; + bezittelijk voornaamwoord] myself, yourself, himself, herself, itself 〈 enkelvoud〉; ourselves, yourselves, themselves 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 ik dacht bij mijn eigen dat … • I was thinking to myself …op zijn eigen gaan wonen • start living on one's own————————eigen22 [uitgaand van iemand zelf] own3 [kenmerkend] typical, characteristic, individual4 [vertrouwd] familiar♦voorbeelden:voor eigen gebruik • for one's (own) private usemensen met een eigen huis • people who own their own houseiets in eigen kring vieren • celebrate something privatelywij hebben ieder een eigen (slaap)kamer • we have separate (bed)roomseigen weg • private roadhet waren haar eigen woorden • those were her very wordsbemoei je met je eigen zaken • mind your own businesseen geheel eigen stijl ontwikkelen • develop a style all one's ownmet de hem eigen bescheidenheid • with his characteristic modesty4 zich iets eigen maken • make oneself familiar with something; 〈 met betrekking tot taal〉 master, pick up; 〈 met betrekking tot gewoonte〉 pick up, fall into, acquireeigen producten • domestic products -
52 er heeft zich een goede gelegenheid aangeboden
er heeft zich een goede gelegenheid aangebodenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er heeft zich een goede gelegenheid aangeboden
-
53 er heerst verdeeldheid binnen de partij
er heerst verdeeldheid binnen de partijthe party is divided among/against itselfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er heerst verdeeldheid binnen de partij
-
54 gedienstigheid
♦voorbeelden: -
55 gelegenheid
2 [mogelijkheid, omstandigheid] opportunity ⇒ chance, facilities 〈 voor bepaalde handeling of doel〉, provision 〈 voor bepaalde handeling of doel〉3 [reisgelegenheid] means of conveyance/transport ⇒ travelling facility5 [voorkomend geval] occasion♦voorbeelden:2 dat deed hij zomaar op eigen gelegenheid • he did it off his own bat/unaidedeen gunstige gelegenheid afwachten • wait for the right momentde gelegenheid aangrijpen/waarnemen om … • take advantage of/seize the opportunity to …die streek biedt volop gelegenheid voor fietstochten • that area offers ample opportunity/facilities for cyclingde gelegenheid voorbij laten gaan • miss the chance/opportunity, let the opportunity slip (by)als de gelegenheid zich voordoet • when the opportunity presents itselfbij gelegenheid • later, when it's (more) convenientbij de eerste de beste gelegenheid • at the first possible/available opportunityin de gelegenheid zijn om … • be able to, have the opportunity to …er is gelegenheid om te dansen/te slapen • there are dancing facilities/there is sleeping accommodationik maak van de gelegenheid gebruik om … • I take this opportunity to …de gelegenheid te baat nemen • grasp/seize the opportunitylaten we in die gelegenheid iets drinken • let's have a drink in that barbij voorkomende gelegenheid • if/when the occasion arisesbij zulke/bepaalde gelegenheden • on such/certain occasionster gelegenheid van • on the occasion ofvoor de gelegenheid droeg zij een feestjapon • she wore a gown for the occasion -
56 geschiedenis
2 [geschiedwetenschap, les, boek] history♦voorbeelden:dat is een andere geschiedenis • that's another storydat vermeldt de geschiedenis niet • the story doesn't sayde algemene/vaderlandse/oude/nieuwe geschiedenis • general/national/ancient/modern historywanneer hebben we geschiedenis? • when have we got history?de geschiedenis herhaalt zich • history repeats itselfde geschiedenis ingaan als … • go down in history as …geschiedenis maken/schrijven • make/write historyin de geschiedenis vermeld worden • be on record, be recordeddat behoort tot de geschiedenis • that is history3 een gekke/onaangename/oude/beroerde 〈enz.〉 geschiedenis • a silly/an unfortunate/an old/a nasty/ 〈enz.〉business/affair -
57 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
58 herhalen
1 [opnieuw doen] repeat ⇒ redo, 〈 met betrekking tot leerstof〉 Brevise, 〈 met betrekking tot leerstof〉 Areview2 [opnieuw zeggen; nazeggen] repeat♦voorbeelden:1 een tv-programma herhalen • repeat/rerun a television programme2 zo'n opmerking laat zich niet herhalen/is te erg om te herhalen • that kind of remark can't/shouldn't be repeatediets in het kort herhalen • summarize somethingII 〈wederkerend werkwoord; zich herhalen〉2 [in herhaling vervallen] repeat oneself♦voorbeelden: -
59 het huis zelf is onbeschadigd
het huis zelf is onbeschadigdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het huis zelf is onbeschadigd
-
60 het slot springt vanzelf los
het slot springt vanzelf losthe lock springs/snaps open by itselfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het slot springt vanzelf los
См. также в других словарях:
itself — it*self ([i^]t*s[e^]lf ), pron. The neuter reflexive pronoun of {It}; as, the thing is good in itself; it stands by itself. [1913 Webster] Borrowing of foreigners, in itself, makes not the kingdom rich or poor. Locke. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
itself — ► PRONOUN (third person sing. ) 1) (reflexive ) used to refer to something previously mentioned as the subject of the clause: his horse hurt itself. 2) (emphatic ) used to emphasize a particular thing or animal mentioned. ● in itself Cf. ↑in… … English terms dictionary
itself — [it self′] pron. a form of IT1, used: a) as an intensifier [the work itself is easy] b) as a reflexive [the dog bit itself] c) with the meaning “its real, true, or normal self” [the bird is not itself today ]: in this construction, it functions… … English World dictionary
itself — late 14c., from O.E. hit sylf, from IT (Cf. it) + SELF (Cf. self). Since 17c. usually regarded as its self (Cf. its own self) … Etymology dictionary
itself — it|self [ ıt self ] pronoun *** Itself is a reflexive pronoun, being the reflexive form of it. It can be used especially in the following ways: as an object that refers to the same thing that is the subject of the sentence or that was mentioned… … Usage of the words and phrases in modern English
itself */*/*/ — UK [ɪtˈself] / US pronoun Summary: Itself is a reflexive pronoun, being the reflexive form of it. It can be used especially in the following ways: as an object that refers to the same thing that is the subject of the sentence or that was… … English dictionary
itself — [[t]ɪtse̱lf[/t]] ♦ 1) PRON REFL: v PRON, prep PRON Itself is used as the object of a verb or preposition when it refers to something that is the same thing as the subject of the verb. Scientists have discovered remarkable new evidence showing how … English dictionary
itself — it|self W1S1 [ıtˈself] pron [reflexive form of it ] 1.) used to show that a thing, organization, animal, or baby that does something is affected by its own action ▪ The cat lay on the sofa, washing itself. ▪ The machine switches itself off when… … Dictionary of contemporary English
itself — /It self/ pronoun 1 the reflexive form of it: The cat lay on the sofa, washing itself. | It is generally felt that the government has made an idiot of itself. 2 used to emphasize the pronoun it : We ve checked the wiring and the aerial so the… … Longman dictionary of contemporary English
itself*/*/*/ — [ɪtˈself] pronoun 1) the REFLEXIVE form of ‘it , used for showing that an action affects the thing that does the action The young bird cannot feed itself.[/ex] The government needs to defend itself against these attacks.[/ex] 2) used for… … Dictionary for writing and speaking English
itself — /it self /, pron. 1. a reflexive form of it: The battery recharges itself. 2. an emphatic appositive of it, which, that, this, or a noun: which itself is also true; Even without flowers, the bowl itself is beautiful. 3. (used as the object of a… … Universalium