-
1 Einschiebung
-
2 einarbeiten
einarbeiten♦voorbeelden: -
3 einbauen
-
4 einblenden
einblenden1 (in een uitzending, film) invoegen, -lassen 〈 van geluid of beeld〉1 in de uitzending komen, met een uitzending beginnen -
5 einfugen
einfugen1 inpassen, invoegen -
6 einfädeln
-
7 einfügen
-
8 einscheren
-
9 einschieben
-
10 etwas lückenlos ineinander fügen
iets precies invoegen, in elkaar passenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > etwas lückenlos ineinander fügen
-
11 lückenlos
lückenlos1 zonder leemten, volledig ⇒ totaal, compleet♦voorbeelden:ein lückenloses Gebiss • een gaaf gebitetwas lückenlos ineinander fügen • iets precies invoegen, in elkaar passen -
12 schalten
schalten♦voorbeelden:die Ampel schaltete auf Grün • het (verkeers-, stop)licht sprong op groenschalten und walten • heer en meester zijnnach Belieben schalten und walten • doen en laten wat men wiljemanden schalten und walten lassen • iemand de vrije hand laten, iemand laten begaan, betijen3 langsam schalten • traag, langzaam van begrip zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 inlassen, invoegen ⇒ tussenschuiven
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский