-
1 incrustation
-
2 confire
-
3 miser
-
4 dédoubler
dédoubler [deedoeblee]♦voorbeelden:dédoubler un train • een extra trein inleggen♦voorbeelden:2 je ne peux pas me dédoubler • ik kan niet twee dingen tegelijk doen, op twee plaatsen tegelijk zijn -
5 dédoubler un train
dédoubler un train -
6 encarter
encarter [ãkaartee]〈 werkwoord〉 -
7 incruster
incruster [ẽkruustee]2 met ketelsteen, kalkaanslag bedekken
См. также в других словарях:
inleggen — Krummhörn / Upleward • einlegen, konservieren; einsargen … Plattdeutsch-Hochdeutsch