-
1 complexity
n. ingewikkeldheid[ kəmpleksətie] 〈meervoud: complexities〉1 complicatie ⇒ moeilijkheid, probleem2 ingewikkeldheid ⇒ gecompliceerdheid, complexiteit -
2 intricacy
n. ingewikkeldheid, gecompliceerdheid[ intrikkəsie] 〈meervoud: intricacies; vaak meervoud〉♦voorbeelden: -
3 involvement
n. betrokkenheid, verwikkeling; deelname; verwardheid, complexiteit, ingewikkeldheid[ involvmənt] -
4 elaboration
n. (het) bewerken, (het) polijsten[ ilæbəreesjn] -
5 perplexity
n. verbijsterd iets; verwarring, onthutsing; ingewikkeldheid[ pəpleksətie] 〈meervoud: perplexities〉 -
6 algorithm complexity
algoritme ingewikkeldheid -
7 knottiness
n. neteligheid, ingewikkeldheid; knop (in boom)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский