-
1 in zichzelf praten
-
2 praten
1 parler♦voorbeelden:hij kon niet meer praten • il n'avait plus de voixlaten we ergens anders over praten • passons (à autre chose)je moet niet zoveel praten • ne parle pas tantdaarover moeten we praten • il faut que nous en parlionsdaarover valt met hem te praten • on peut s'arranger avec lui là-dessusover die kwestie valt niet met hem te praten • il est intraitable sur cette questionpraat me er niet van • ne m'en parle paseromheen praten • tourner autour du potzich eruit praten • s'en tirergemakkelijk (kunnen) praten • avoir la parole facilegemakkelijk praten hebben • avoir beau direlangs elkaar heen praten • mener un dialogue de sourdsiemand aan het praten krijgen • faire parler qn.in zichzelf praten • parler tout seulmet iemand praten • parler avec qn.ik wil er niet meer over praten • je ne veux plus en entendre parlerover iets praten • parler de qc.tegen iemand praten • parler à qn. -
3 zichzelf
♦voorbeelden:zichzelf proberen te zijn • essayer d'être soi-mêmebij zichzelf overleggen • s'interrogerhij is buiten zichzelf • il est hors de luiin zichzelf praten • soliloquerop zichzelf wonen • habiter seulop zichzelf is dat niets nieuws • en soi, cela n'a rien de nouveauop zichzelf staand • indépendantuit zichzelf • spontanémentzij heet van zichzelf Ten Cate • son nom de jeune fille est Ten Catehij leeft alleen maar voor zichzelf • il ne vit que pour luivoor zichzelf beginnen • s'installer à son compte -
4 zichzelf graag horen praten
zichzelf graag horen praten -
5 beginnen
1 [starten, openen] commencer♦voorbeelden:een winkel beginnen • ouvrir un magasinde les beginnen met een overhoring • commencer la leçon par une interrogation¶ wat moet ik met hem beginnen? • je ne sais pas quoi en faire!begin er niet aan! • laisse tomber!1 [algemeen] commencer2 [+ over][gaan praten] commencer à parler (de)♦voorbeelden:dat begint goed! • cela s'annonce bien! 〈 ook ironisch〉opnieuw beginnen • recommenceraan iets nieuws beginnen • se mettre à autre chosemet iets beginnen • 〈 iets eerst doen〉 commencer par qc., commencer par faire qc.; 〈 begin maken met iets〉 commencer qc., commencer à faire qc.laat ik beginnen met iedereen welkom te heten • tout d'abord, je voudrais souhaiter la bienvenue à toushet begint te lijken • cela commence à prendre formeover politiek beginnen • commencer à parler politiqueals je zó begint … • si tu le prends comme ça …voor zichzelf beginnen • se mettre à son compte→ link=bezinnen bezinnen -
6 horen
1 [algemeen] entendre2 [luisteren naar; in aanmerking nemen] écouter♦voorbeelden:muziek horen • entendre de la musiquede Raad van State horen • consulter le Conseil d'Etathet is wel te horen dat je verkouden bent • on entend bien que tu es enrhumélaat eens iets van je horen • donne-nous de temps en temps de tes nouvelleszo mag ik het horen! • voilà qui est parler!ik heb het alleen van horen zeggen • je ne le sais que par ouï-direik hoor nog wel eens wat • parfois j'apprends encore qc.u hoort nog van ons • nous vous écrirons, nous reprendrons contact avec vousdaar heb ik nooit van gehoord • je n'ai jamais entendu parler de cela〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • vous l'avez voulu, George Dandin2 moet je horen! • écoute!zichzelf graag horen praten • s'écouter parlerhoor hem! • écoute-moi ça!1 [geluiden kunnen waarnemen] entendre2 [zijn plaats hebben; toebehoren] appartenir (à)3 [gepast zijn] convenir♦voorbeelden:dit huis hoort aan mijn vader • cette maison appartient à mon pèredit deksel hoort bij die pot • ce couvercle va avec ce potergens bij horen • appartenir à qc.hij hoort tot de genodigden • il fait partie des invitésvoor wat hoort wat • donnant donnantje hoort niet te fluisteren in gezelschap • ce n'est pas bien de chuchoter en publicdat hoort zo • c'est ce qui se fait -
7 los
2 [niet bevestigd, gebonden] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 détaché; 〈 verwijderbaar〉 amovible; 〈 niet gebonden〉 défait♦voorbeelden:een losse tand • une dent qui branleer is een schroef los • une des vis s'est desserréehaar hoest werd losser • sa toux devenait plus grasseeen losse voering • une doublure amoviblealles wat los en vast zit • tout le saint-frusquinde hond is los • le chien n'est pas attachéde leeuw is los • le lion s'est échappélos! • lâche(z)!→ link=zand zandlosse melk • lait en vraclos werk • du travail occasionnellos werkman • ouvrier à la journéethee wordt bijna niet meer los verkocht • le thé ne se vend pratiquement plus au poidsdat is niet los te denken van • c'est indissociable delos van • abstraction faite de¶ ze leven er maar op los • 〈 zonder nadenken〉 ils vivent au jour le jour; 〈 bandeloos〉 ils mènent une vie de bâton de chaiseer gemakkelijk op los slaan • avoir la main leste
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский