-
41 een kinderhand is gauw gevuld
-
42 gelijken
♦voorbeelden:dat portret gelijkt goed • ce portrait est tout à fait ressemblantzijn gedrag gelijkt nergens naar • son comportement ne ressemble à rienhij gelijkt zeer sterk op zijn vader • il ressemble beaucoup à son père -
43 gemeen
♦voorbeelden:een gemene streek • une bassessedoe niet zo gemeen tegen haar • ne sois pas si méchant avec elledoe niet zo gemeendat vind ik gemeen van jou • je trouve ça moche de ta partda's gemeen2 niets met iemand gemeen hebben • n'avoir rien de commun avec qn.veel met iemand gemeen hebben • avoir beaucoup en commun avec qn.→ link=zaak zaak -
44 gezicht
♦voorbeelden:zijn gezicht komt me bekend voor • son visage me dit qc.zover het gezicht reikt • à perte de vuehet gezicht verliezen • perdre la vueop het eerste gezicht • à première vueop het eerste gezicht iets spelen • jouer qc. à vueiemand uit het gezicht verliezen • perdre qn. de vuedat is geen gezicht! • ça ne ressemble à rien!ik zie hier allemaal bekende gezichten • je suis ici en pays de connaissanceeen lelijk gezicht • un visage ingrathij heeft een sympathiek gezicht • il a une bonne têteergens zijn gezicht laten zien • faire acte de présenceiemand strak in het gezicht kijken • regarder qn. en facede zon schijnt mij in het gezicht • j'ai le soleil dans la figureiets (recht) in iemands gezicht zeggen • dire qc. en face à qn.iemand in zijn gezicht uitlachen • rire au nez de qn.iemand in het gezicht spuwen • cracher à la figure de qn.iemand op zijn gezicht geven, slaan • casser la figure à qn.op zijn gezicht krijgen • se faire casser la figureiemand van gezicht kennen • connaître qn. de vueiets van iemands gezicht aflezen • lire qc. sur le visage de qn.een gek gezicht trekken • faire une drôle de têtehij zet een lang, zuur gezicht • il fait une tête de six pieds de longmet een nors gezicht • l'air bourruhij trok een somber gezicht • son regard s'assombriteen stalen gezicht • un visage impassibleeen vies gezicht trekken • faire le dégoûtéeen vreemd gezicht opzetten • faire une drôle de têteje had zijn gezicht moeten zien! • si tu avais vu la tête qu'il faisait!gezichten trekken • faire des grimacesiemand met twee gezichten • une personne à deux visageseen gezicht als een oorwurm • une tête d'enterrement→ link=liefde liefdezijn gezicht verliezen • perdre la face -
45 heilig
♦voorbeelden:de heilige band van het huwelijk • les liens sacrés du mariagede heilige bossen van de Germanen • les forêts sacrées des Germainseen heilig man • un saintde heilige Mis • la sainte messeeen heilige plaats • un lieu saintde nagedachtenis van haar moeder bewaarde zij heilig • elle conserva pieusement la mémoire de sa mèrehet gaat in de disco's lang niet heilig toe • les discothèques n'abritent pas que des enfants de choeurhem is niets heilig • rien n'est sacré pour luihet weer is slecht vandaag, maar het is nog heilig vergeleken bij gisteren • il fait mauvais aujourd'hui, mais par rapport à hier on ne peut pas se plaindreiemand heilig verklaren • canoniser qn.hij zwoer bij alles wat hem heilig was • il jura ses grands dieuxde zondag moet heilig worden gehouden • le dimanche doit rester le jour du Seigneurhij is een boef, maar nog heilig bij zijn broer vergeleken • c'est un vaurien, mais à côté de son frère c'est un sainthij was in de heilige overtuiging dat zij nog leefde • il était intimement convaincu qu'elle vivait encoreheilige voornemens • de fermes résolutionsik verzeker je heilig dat het waar is • je te jure que c'est vraiik heb het me heilig voorgenomen • j'en ai pris la ferme résolutionje kunt er heilig van op aan • tu peux y compter absolument -
46 het deed me niets
het deed me niets -
47 hij doet of er niets gebeurd is
hij doet of er niets gebeurd isDeens-Russisch woordenboek > hij doet of er niets gebeurd is
-
48 hij doet of hij nergens van weet
hij doet of hij nergens van weetDeens-Russisch woordenboek > hij doet of hij nergens van weet
-
49 huis
♦voorbeelden:huis noch haard hebben • n'avoir ni feu ni lieuhet huis des Heren • la maison du Seigneurhet huis alleen hebben • être seul à la maisoneen eigen huis hebben • être propriétaire d'une maisonvan goeden huize komen • 〈 van goede familie〉 être de bonne famille; 〈 figuurlijk, van personen〉 ±s'y connaîtrehet Koninklijk Huis • la Maison royaleopen huis houden • organiser une journée portes ouvertesmen zou huizen op hem bouwen • on lui donnerait le bon Dieu sans confession〈 figuurlijk〉 zijn eigen huis opeten • devoir mon capital avant de pouvoir faire appel à l'aide socialeiemand het huis uittrappen • ficher qn. dehorsiemand het huis uitzetten • mettre qn. à la portehuis aan huis verkopen • faire du porte à porteaan huis bezorgen • livrer à domicileeen huis in een rij • une maison mitoyenneiets in huis hebben • avoir des provisionsheel wat in huis hebben • avoir beaucoup de capacitésik ga naar huis • je rentre (chez moi)het is niet om over naar huis te schrijven • ça ne casse riennaar huis schrijven • écrire à sa familleeen huis van drie verdiepingen • une maison à trois étagesik kom van huis • je viens de chez moieen tweede huis • une résidence secondairedat staat zo vast als een huis • cela ne fait aucun doute→ link=kind kind -
50 iemand onverkort de waarheid zeggen
iemand onverkort de waarheid zeggenne rien cacher à qn.; 〈 onomwonden〉 dire son fait à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand onverkort de waarheid zeggen
-
51 kinderhand
♦voorbeelden: -
52 meer
meer1〈 het〉♦voorbeelden:————————meer2〈 bijwoord〉1 [in hogere mate] plus (que)4 [met ontkenning] plus♦voorbeelden:ik hou meer van zijn toneelstukken dan van zijn romans • je préfère son théâtre à ses romanshoe meer …, des te meer … • plus …, (et) plus …niet meer en niet minder • ni plus ni moinsdes te meer • d'autant pluszoveel te meer • à plus forte raisonmeer en meer • de plus en plus3 niemand meer? • personne d'autre?wie waren er nog meer? • qui y avait-il encore?ik kan niet meer • je n'en peux plus5 ergens meer komen • 〈dan een ander e.d.〉 y aller plus souvent (que); 〈 vrij vaak〉 y aller assez souventik heb het al meer gedaan • ce n'est pas la première fois que je le faisik doe het nooit meer • je ne le ferai jamais plusmeer dan eens • à plusieurs reprises————————meer31 [van wat genoemd wordt] plus (de)♦voorbeelden:reden te meer om • raison de plus pourmeer dan eens • plus d'une foismeer dan twintig boeken • plus de vingt livresdat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fauter meer van weten • en savoir plus longhij vond haar aardig, maar meer ook niet • il la trouvait gentille sans plusonder meer • entre autresik zou het zonder meer doen (als ik jou was) • je n'hésiterais pas (à ta place)dat is zonder meer waar • c'est un fait incontestablehij is zonder meer vertrokken • il est parti sans rien direiets zonder meer aannemen • accepter qc. inconditionnellementhet is niet meer dan een formaliteit • ce n'est qu'une simple formalité -
53 melden
1 [laten weten] communiquer (qc. à qn.)⇒ faire savoir (qc. à qn.)2 [aankondigen] annoncer3 [gewag maken] mentionner♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich melden〉1 [aanmelden] se présenter♦voorbeelden: -
54 minder
minder11 [geringer] moindre2 [inferieur] inférieur3 [geringer van betekenis] de moindre importance4 [slechter] moins bien♦voorbeelden:het wordt minder met de omzet • le chiffre d'affaires diminueII 〈 bijwoord〉1 [algemeen] moins♦voorbeelden:het is minder warm • il fait moins chaudkan het wat minder? • ne pourriez-vous pas faire plus doucement?; 〈m.b.t. muziek, radio〉 vous pourriez peut-être baisser le son?het met minder moeten doen • devoir se contenter de moinshet niet met minder doen • ne pas (vouloir) se contenter de moins————————minder2〈 telwoord〉1 [niet zoveel] moins (de)♦voorbeelden:het is iets minder, mag dat? • il y en a un peu moins, ça va?niets minder dan dat • et rien de moinsminder dan drie kilo • moins de trois kilos -
55 moederlief
♦voorbeelden:1 daar helpt geen moederlief (moedertjelief) aan! • rien n'y fait! -
56 onverkort
♦voorbeelden:iemand onverkort de waarheid zeggen • ne rien cacher à qn.; 〈 onomwonden〉 dire son fait à qn. -
57 piepen
1 [hoog geluid geven] 〈van deuren e.d.〉 grincer; 〈 van dieren〉 pousser de petits cris ⇒ 〈 van vogels, kinderen〉 piailler2 [klagend geluid geven] gémir3 [loeren] lorgner♦voorbeelden:een piepende muis • une souris qui couinehij piept gauw • il se lamente pour un rienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [klagend zeggen] gémir2 [pakken] rafler♦voorbeelden:'m piepen • filer (à l'anglaise) -
58 slechts
1 seulement⇒ ne … que♦voorbeelden:je hebt slechts te gehoorzamen • tu n'as qu'à obéirer is slechts een klein beetje nodig • il suffit d'un riennog slechts • ne … plus quein slechts enkele gevallen • dans de rares cas -
59 slok
♦voorbeelden:een slok water • une gorgée d'eaugrote slokken nemen • boire à longs traitsdat scheelt een slok op een borrel • ça fait une sacrée différence -
60 springen
1 [algemeen] sauter2 [kaatsen] rebondir3 [m.b.t. vloeistoffen] jaillir4 [bankroet gaan] faire faillite♦voorbeelden:het glas is gesprongen • le verra a éclatéer is een snaar gesprongen • une corde a pétéhij staat te springen om weg te komen • il brûle d'envie de partir〈 figuurlijk〉 zitten te springen om iemand, iets • attendre fébrilement qn., qc.er bovenop springen • sauter dessus〈 figuurlijk〉 eruit springen • 〈 geen verlies lijden〉 rentrer dans ses frais; 〈 opvallen〉 ne pas passer inaperçuje kunt hoog of laag springen het moet toch gebeuren • on aura beau faire des pieds et des mains, on n'y changera rieneen brug in de lucht laten springen • faire sauter un ponthet verkeerslicht sprong op groen • le feu est passé au vertop springen staan • 〈 boos zijn〉 être à bout de nerfs; 〈 haast hebben〉 être pressé; 〈 naar de wc moeten〉 ne plus pouvoir se retenirover een sloot springen • sauter un fosséuit een raam springen • sauter par une fenêtreuit het bed springen • sauter du litvan een rijdende trein springen • descendre d'un train en marchede kurk is van de fles gesprongen • le bouchon de la bouteille a sauté
См. также в других словарях:
Ça ne fait rien — ● Ça ne fait rien cela n a aucune importance … Encyclopédie Universelle
Le temps ne fait rien à l'affaire — Album par Georges Brassens Sortie 1961 Enregistrement Studio Blanqui Paris Fra … Wikipédia en Français
Le Temps ne fait rien à l'affaire — Album par Georges Brassens Sortie 1961 Enregistrement studio Blanqui Paris … Wikipédia en Français
Ça ne fait rien à la chose, à l'affaire — ● Ça ne fait rien à la chose, à l affaire cela ne change rien … Encyclopédie Universelle
rien — [ rjɛ̃ ] pron. indéf., n. m. et adv. • 1050 n. f. « chose » encore au XVIe; 980 ren non « nulle chose »; du lat. rem, accus. de res « chose » → réel REM. Rien (objet direct) se place normalement devant le p. p. des v. aux temps comp. et devant l… … Encyclopédie Universelle
rien — RIEN. s. m. Nulle chose. Dieu a créé le monde de rien. rien ne se fait de rien. rien n est plus glorieux, plus commode, plus avantageux, plus necessaire. rien ne me plaist davantage. il n y a rien de si fascheux que de ... il ne fait rien. il ne… … Dictionnaire de l'Académie française
fait — fait, aite 1. (fè, fè t ) part. passé de faire. 1° Formé, exécuté. L homme fait à l image de Dieu. Un tertre fait de main d homme. Ce tailleur vend des habits tout faits. Familièrement. Ce n est ni fait ni à faire, se dit d un travail mal… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
rien — Rien, monosyll. Semble estre le mot propre François de ce mot Latin, Res, S il y a rien qui te nuise, dy le moy, Si res est aliqua quae tibi noceat, etc. S il est rien en quoy je te puisse servir, Si vlla in re possum tibi esse vsui, Selon… … Thresor de la langue françoyse
rien — (riin) s. m. indéterminé 1° Quelque chose. 2° Avec la négation ne, nulle chose. 3° N être rien. N être de rien. 4° De rien, avec ne, nullement. 5° Ne rien faire. N avoir rien. Ne rien dire. 6° Cela ne fait rien. 7° Ne faire semblant … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
RIEN — s. m. Néant, nulle chose. Dieu a créé le monde de rien. Dans l ordre de la nature, rien ne se fait de rien. Rien n est plus glorieux, plus commode, plus avantageux, plus nécessaire. Rien ne me plaît davantage. Il n y a rien de si fâcheux. Il ne… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
RIEN — pron. m. ind. Il se disait pour Quelque chose; il s’emploie encore en ce sens dans un certain nombre de locutions. Est il rien de plus beau? Qui vous dit rien? Si rien pouvait l’affliger, c’était cette nouvelle. Sans qu’il en sache rien. Etc. Il… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)