-
1 dat is een jongen die ik goed ken
dat is een jongen die ik goed kenDeens-Russisch woordenboek > dat is een jongen die ik goed ken
-
2 dat verhaal ken ik intussen wel!
dat verhaal ken ik intussen wel!je connais la chanson!Deens-Russisch woordenboek > dat verhaal ken ik intussen wel!
-
3 die
♦voorbeelden:die hond • ce chiendie Jan toch! • ce sacré Jean!die man • cet hommedie mannen • ces hommesdie vrouw • cette femmedie vrouwen • ces femmes1 [bij nadruk op de tegenstelling of bij tegenstelling]celui-là, celle-là, < meervoud> ceux-là, celles-là2 [bij nadruk, of bij gebruik in plaats van persoonlijk voornaamwoord] 〈 als onderwerp〉 il(s), elle(s); 〈 als lijdend voorwerp〉 le, la, les; 〈 als meewerkend voorwerp〉 lui, leur3 [gevolgd door een voorzetselbepaling, meestal ingeleid door ‘van’]celui, celle, ceux, celles4 [gevolgd door een bijvoeglijke bijzin]celui, celle, ceux, celles♦voorbeelden:2 ken je P.? Nee, die heb ik nooit ontmoet • connais-tu P.? Non, je ne l'ai jamais rencontrédie is me toch oud geworden! • c'est fou ce qu'il a vieilli!die is goed! • elle est bien bonne!3 niet deze boom, maar die bij de schutting • non pas cet arbre-ci mais celui qui se trouve près de la palissade4 ik accepteer deze jurk niet; het is niet die die ik uitgezocht heb • je n'accepte pas cette robe; ce n'est pas celle que j'avais choisiemeneer die en die • monsieur Unteldie en die • un tel, une tellemevrouw die en die • madame Untel1 〈 als onderwerp in de Franse bijzin〉 qui, < als lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde> que, <voorafgegaan door het voorzetsel ‘à’> qui♦voorbeelden:dat is een vraag die ik niet verwachtte • c'est une question à laquelle je ne m'attendais pasik ben niet meer de vrouw die ik was • je ne suis plus la femme que j'étaisde was die gestreken is • le linge qui a été repassé -
4 iemand
1 [deze of gene] quelqu'un2 [in ontkennende zin] personne3 [een ieder; ook persoon(lijkheid)] quelqu'un♦voorbeelden:1 is daar iemand? • il y a quelqu'un?(een) zeker iemand vertrouwde mij dat toe • quelqu'un que je ne citerai pas me l'a soufflé à l'oreillehij is niet zomaar iemand • ce n'est pas n'importe quiiemand die zulke dingen doet, ken ik niet • celui qui fait des choses pareilles, je l'ignoreiemand anders • quelqu'un d'autrebeter dan iemand anders • mieux que personnezo iemand doet dat niet • une telle personne ne s'abaisse pas à celaik ken nog zo iemand! • j'en connais un(e) autre! -
5 wat
wat1〈 bijwoord〉1 [enigszins] un peu2 [in hoge mate] très3 [m.b.t. verbazing, verbijstering] comme4 [waarom] pourquoi♦voorbeelden:Luc was zo opgewonden als wat • Luc était excité comme tout3 wat duur! • comme c'est cher!wat is het koud! • (ce) qu'il fait froid!4 wat lacht hij toch? • qu'est-ce qu'il a à rire?wat plaag je toch altijd? • pourquoi est-ce que tu es toujours en train de taquiner?————————wat2♦voorbeelden:wat mij aangaat • quant à moiwat dit betreft • quant à celawat mij interesseert, is … • ce qui m'intéresse, c'est …wat je zegt, is waar • ce que tu dis est vraialles wat ik wist heb ik gezegd • j'ai dit tout ce que je savais¶ wat ik ook zei, het hielp niet • j'ai eu beau dire, ça n'a servi à rienwat hij ook doet, … • quoi qu'il fasse …II 〈 vragend voornaamwoord〉2 [bijvoeglijk]quel/quelle/quels/quelles♦voorbeelden:1 wat bedoel je? • qu'est-ce que tu veux dire?wat zou dat? • et alors?2 wat voor soorten? • quelles sortes?wat voor een type? • quel type?♦voorbeelden:ik kreeg er wat van, van dat gezeur! • ce qu'il (elle) me cassait les pieds avec ses histoires!wat er ook gebeurt, blijf kalm • quoi qu'il arrive, restez calmeIV————————wat3♦voorbeelden:wat meer • un peu plusheel wat boeken • beaucoup de livresheel wat verdienen • gagner gros————————wat41 quoi!♦voorbeelden:1 wat! komt hij niet? • quoi! il ne viendra pas? -
6 verhaal
♦voorbeelden:om een lang verhaal kort te maken • (enfin) brefeen onwaarschijnlijk verhaal • un récit invraisemblablesterke verhalen • histoires à dormir debouteen aaneengelijmd verhaal • un récit décousuzijn verhaal doen • débiter son histoiredat verhaal ken ik intussen wel! • je connais la chanson!het verhaal wil, gaat dat … • on raconte que …kom op met je verhaal! • alors raconte!verhaal op iemand krijgen • obtenir gain de cause contre qn. -
7 kennen
1 [algemeen] connaître2 [+ in][raadplegen] consulter (qn.)♦voorbeelden:zich als een bekwaam man doen kennen • se révéler (un homme) compétent〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen! • ne te dégonfle pas!iemand beter leren kennen • (apprendre à) mieux connaître qn.zij hebben elkaar in België leren kennen • ils se sont connus en Belgiquemen zal mij nog leren kennen • on verra de quel bois je me chauffeiemand niet willen kennen • ignorer qn.ons kent ons • nous sommes, ils sont de la même raceken uzelf! • connais-toi toi-mêmedan ken je me nog niet • là, tu ne me connais pas encoreiemand van naam kennen • connaître qn. de nomte kennen geven dat … • faire savoir que …een wens te kennen geven • manifester un désir -
8 kort
♦voorbeelden:iemand kort houden • serrer la bride à qn.een rok korter maken • raccourcir une jupein het kort gekleed gaan • être habillée courtde kortste dag • le jour le plus courtkorte inhoud van het voorafgaande • résumé de ce qui précèdehij bleef maar kort • il ne resta que quelques instantsom kort te gaan • brefkort geleden • récemmenthet kort maken • être brefkort daarna • peu (de temps) aprèskort en goed, kort en krachtig • brefik ken hem nog maar kort • je ne le connais que depuis peukort tevoren • peu (de temps) avantkort na elkaar aankomen • se suivre de prèsiets in het kort uiteenzetten • exposer qc. sommairementin het kort betekent het dat … • en résumé cela signifie que …¶ iets te kort komen • manquer de qc.ogen en oren te kort komen • n'avoir pas assez de ses yeux et de ses oreillesiemand te kort doen • léser qn. -
9 terug
1 [achteruit] en arrière2 [naar het punt van vertrek; weerom] de retour3 [geleden] il y a4 [Algemeen Zuid-Nederlands][weer, opnieuw] de nouveau♦voorbeelden:terug jij! • en arrière!de reis terug • le voyage de retourik ben zo terug • je reviens dans une minutezodra ik terug ben • dès mon retourgeld terug moeten hebben • 〈 wisselgeld〉 avoir de la monnaie à recevoir (en retour); 〈 terugbetaling〉 avoir droit à un remboursementterug hebben van 25 gulden • pouvoir rendre la monnaie de 25 florinswij moeten morgen terug zijn • nous devons être de retour demainheen en terug • aller et retourterug in de tijd • en remontant le cours du tempsterug naar af • retour à la case départterug uit het buitenland • de retour de l'étrangerterug van weg geweest • de retour¶ daar heeft hij niet van terug • 〈 daar heeft hij geen antwoord op〉 cela lui cloue le bec; 〈 dat gaat boven zijn macht〉 cela dépasse ses possibilitésna zoveel jaar ken je haar niet meer terug • après tant d'années elle est méconnaissable
См. также в других словарях:
Ken McFadyen — is a famous Australian war artist born in Preston, Victoria in 1939. He was appointed as an official war artist for the Vietnam War. He was in Vietnam for 7 months, arriving in mid August 1967. He was stationed with the 1st Australian Task Force… … Wikipedia
Liste der Biografien/Dat–Daz — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia
Kräutlein — 1. Es gibt kein Krautl wider den Tod. – Mayer, II, 136; Sutor, 861. 2. Es ist kein besser Kräutlein als Tausendguldenkraut. – Parömiakon, 1756. 3. Es wird manch Kräutlein Thee genannt, das nicht in China gewachsen ist. – Altmann V, 95. 4. Jedes… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Anraken — Dat râkt kên Wall of Kant an. (Oldenburg.) – Frommann, III, 428 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Raffgut — * Dat is ja kên Rofgôt. – Eichwald, 660 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mensch — 1. A verzagte Möntsch isch im Himmel nid sichar. (Bern.) – Zyro, 108. 2. Ach, Mensch, betracht , wie Gott verlacht all deinen Pracht, der in einer Nacht wird zu nichts gemacht. – Gerlach, 9. 3. Ain verkerter mensch richtet hader an vnd ain… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon