-
1 reichen
reichen1 genoeg, voldoende, toereikend zijn♦voorbeelden:solange der Vorrat reicht • zolang de voorraad strektdanke, es reicht • dank je, ik heb genoeg〈 informeel〉 mir reicht es! • ik heb er schoon genoeg van!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)reiken ⇒ geven, toereiken♦voorbeelden: -
2 jemandem Feuer reichen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский