-
1 queer
adj. vreemd; raar; naar gevoel hebbend; geschift; homosexueel--------n. homosexueel; rare; vreemd mens--------v. (het voor een ander) bederven; in gevaar brengenqueer1————————queer2〈bijvoeglijk naamwoord; queerness〉1 vreemd ⇒ raar, zonderling♦voorbeelden:¶ 〈 ook queer street, voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 be in Queer Street • in moeilijkheden zitten; 〈 in het bijzonder〉 schulden hebben————————queer3 -
2 гомосексуалист
n1) gener. homo, homofiel, homosexueel -
3 гомосексуальный
adjgener. homo, homofiel, homosexueel -
4 bent
adj. krom; corrupt; gek; homosexueel; niet redevatbaar--------n. neiging, aanleg, voorliefdebent1[ bent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:have a bent for something • een zwak/aanleg hebben voor iets————————bent21 afwijkend ⇒ krom, illegaalII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:bent on his work • geconcentreerd bezig met zijn werk————————bent3→ bend bend/ -
5 faggot
n. homosexueel; takkenbos; bundel; houtjesfaggot1————————faggot2〈 zelfstandig naamwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 -
6 fagot
-
7 fairy
adj. van een fee; op een fee lijkend; van de verbeelding, betoverd--------n. fee (uit sprookjes); homosexueel (slang)[ feərie] 〈meervoud: fairies〉 -
8 gay
adj. vrolijk; bont--------n. homosexueel (houdt van mannen; door hetzelfde geslacht aangetrokken)gay1[ gee] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 homo(fiel) ⇒ nicht, lesbienne————————gay2〈bijvoeglijk naamwoord; gayer; gaily; gayness〉♦voorbeelden:gay marriage/blessing • homohuwelijk -
9 pansy
n. driekleurig viooltje; verwijfde vent, mietje (slang), homosexueel[ pænzie] 〈meervoud: pansies〉2 → pansy boy pansy boy/ -
10 sodomite
n. iem. die ontucht pleegt; homosexueel[ soddəmajt] -
11 Harvey Milk
Harvey Milk (1930-1978)Amerikaans politicus en activist voor de rechten van homosexuelen, eerste homosexueel die gekozen werd voor een openbare aanstelling in San Fransisco (vermoord door vroegere stadssecretaris Dan White) -
12 catamite
n. een jongen die vastgehouden wordt om homosexueel misbruikt te worden -
13 gaydar
n. vermogen of instinctief gevoel dat een persoon in staat stelt de diagnose te stellen dat iemand homosexueel is -
14 pomosexual
n. iemand die zich onthoudt aan het gebruik van het opplakken van etiketten zoals "heterosexueel"en "homosexueel" wat mensen karakteriseert op hun sexuele voorkeur -
15 sodomitic
adj. m.b.t Sodomiet; m.b.t homosexueel -
16 tribadic
adj. lesbisch (van liefde tussen vrouwen, homosexueel) -
17 homosexuel
homosexuel [ommosseksuu.el]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 un(e) homosexuel(le) • homoseksueel, homofiel= homosexuelle; m/f, adj
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский