-
1 Schnapper
-
2 hecheln
hecheln -
3 japsen
-
4 keuchen
-
5 pusten
pusten〈 informeel〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 ich puste dir eins, was! • je kunt me nog meer vertellen! -
6 schnappen
schnappen1 snappen, happen♦voorbeelden:3 ins Schloss schnappen • dichtsnappen, -springen¶ jetzt hat es (bei mir) geschnappt • nu is het voorbij, afgelopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 die beiden werde ich mir noch schnappen! • die twee zal ik nog wel te pakken krijgen! -
7 schnauben
-
8 schnaufen
schnaufen1 snuiven, hijgen ⇒ briesen, blazen
См. также в других словарях:
hie — /huy/, v., hied, hieing or hying. v.i. 1. to hasten; speed; go in haste. v.t. 2. to hasten (oneself): Hie yourself down to this once in a lifetime sale! [bef. 900; ME hien, hyen, OE higian to strive; c. D hijgen to pant, Gk kíein to go; L ciere… … Universalium
hie — /haɪ/ (say huy) verb (i) (hied, hieing) to hasten; speed; go in haste. {Middle English; Old English hīgian strive. Compare Dutch hijgen pant} …