-
1 reform
n. reformeren--------v. opnieuw vormen, maken; hergroeperen, opnieuw opstellen (militaire term); hervormen; bekeren, verbeterenreform1[ riffo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————reform2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Reformed Church • hervormde/gereformeerde Kerk -
2 rebuild
v. opnieuw opbouwen, herbouwen[ rie:bild]♦voorbeelden: -
3 recast
v. opnieuw verdelen (rollen bij film/toneel); hergieten[ rie:ka:st]2 omwerken ⇒ herzien, hervormen♦voorbeelden: -
4 reclaim
v. terugwinnen; droogleggen (land); terugvorderenreclaim1[ rikleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:past/beyond reclaim • onherroepelijk verloren————————reclaim2〈 werkwoord〉1 terugwinnen ⇒ hervormen, verbeteren2 terugwinnen ⇒ recupereren, regenereren♦voorbeelden: -
5 reformation
n. 16-de Eeuwse Christelijk religieuze beweging die als visie had de Rooms Katholieke Kerk te hervormen en hetgeen resulteerde in de vorming van het Protestantisme[ reffəmeesjn] -
6 reconstitution
n. hervormen, herinstellen, herbouwen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский