-
1 herrieschopper
→ link=herriemaker herriemaker -
2 herrieschopper
→ link=herriemaker herriemaker -
3 herrieschopper
n. noisemaker, party rattle; noisy person -
4 herrieschopper
буян; забияка; хулиган -
5 zij kregen al snel het stempel van herrieschopper opgedrukt
zij kregen al snel het stempel van herrieschopper opgedruktVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij kregen al snel het stempel van herrieschopper opgedrukt
-
6 hooligan
-
7 larrikin
adj. Van herrieschopper, van kwajongen (Australisch: slang)--------n. Kwajongen, gespuis, herrieschopper (Australisch: slang) -
8 буян
ruziemaker, lawaaimaker, herrieschopper -
9 забияка
vechtersbaas, herrieschopper -
10 hood
n. hoofdbedekking over de nek en hoofd, capuchon, kap; iets wat op een bedekking lijkt, bedekking; metalen laag dat naar een ventilatiegat leidt en rook en stank (zoals een kap boven de kachel of oven) ; bedekking over de ogen en hoofd van een havik; beweegbare kap die de motor van een auto bedekt; opvouwbaar dak van een auto met open dak, opvouwbaar dak van een koets; (Zoölogie) vlek of kam op de kop van een dier; woonwijk (Afro-Amerikaanse Slang); jonge gangster, jonge herrieschopper[ hoed]5 → hoodlum hoodlum/ -
11 rowdy
adj. rouwdouw; ruwe klant--------n. ruwe kerel, herrieschopperrowdy1[ raudie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: rowdies〉————————rowdy2〈bijvoeglijk naamwoord; rowdiness〉1 ruw ⇒ wild, ordeloos -
12 tearaway
-
13 troublemaker
n. iemand die problemen veroorzaakt, problematisch iemand[ trublmeekə] -
14 water rat
n. waterrat, muskusrat (afkomstig uit Noord-Amerika) met een muskusachtige geur en wiens bruine vel gebruikt wordt voor commerciële doeleinden in de modeindustrie; die ervan houdt in water te zijn (Slang); crimineel of herrieschopper die klant is van watergebieden (Slang); piraat (Slang)→ water vole water vole/ -
15 tapageur
tapageur [taapaazĵur],tapageuse [taapaazĵeuz]1 lawaaierig ⇒ luidruchtig, rumoerig2 opzichtig ⇒ in 't oog springend, schreeuwend♦voorbeelden:vie tapageuse • veelbesproken, roerig leven= tapageuse; adj1) lawaaierig, luidruchtig2) opzichtig -
16 casseur
-
17 chahuteur
chahuteur [sĵaa.uutur],chahuteuse [sĵaa.uuteuz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 herrieschopper, -schopster♦voorbeelden: -
18 un tapageur
un tapageur -
19 herriemaker
herriemaker, herrieschopper,1 tapageur 〈m.〉, tapageuse 〈v.〉 ⇒ 〈 in de klas〉(élève <m.+ v.>) chahuteur 〈m.〉⇒ chahuteuse 〈v.〉 -
20 herriemaker
herriemaker, herrieschopper
Страницы
- 1
- 2