-
1 have pity on
medelijden hebben met -
2 have/take pity on someone
have/take pity on someone -
3 pity
n. medelijden--------v. medelijden hebben metpity1[ pittie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: pities〉2 betreurenswaardig/jammerlijk feit♦voorbeelden:what a pity! • wat jammer!————————pity2〈werkwoord; pitied〉♦voorbeelden: -
4 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
5 touch
n. aanraking; contact; tikje; trekje; aanslag--------v. aanraken; betreffen--------zes punten in Amerikaanse voetbal verkregen bij het treden in het gebied van de tegenstander als de bal vastgehouden wordttouch (touchdown)touch1[ tutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 toets ⇒ stijl, manier♦voorbeelden:it will break at a touch • het breekt zodra men het aanraaktbe/keep in touch with • contact/voeling hebben/onderhouden metbe out of touch with • geen contact/voeling (meer) hebben metlose touch with • uit het oog verliezenwithin touch of • binnen bereik vanhave a touch of the tarbrush • enig neger/indianenbloed hebbennot the least touch of • niet het minste beetjegive/put the final/finishing touch(es) to something • de laatste hand leggen aan ietslose one's touch • achteruitgaan, het verleren¶ play at touch • krijgertje/tikkertje spelen————————touch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:you haven't touched your meal • je hebt nog geen hap gegetentouch a topic • een onderwerp aanroerenblossom touched by the frost • door de vorst aangetaste bloesemnothing will touch those stains • niets kan deze vlekken wegkrijgenthe matter touches him closely • de zaak is van groot belang voor hem6 the thermometer touched 50° • de thermometer liep tot 50° opnothing can touch his talent • niets kan zijn talent evenarentouch someone for a fiver • iemand vijf pond aftroggelen7 touch in • bijtekenen/schilderen
См. также в других словарях:
have pity on — (someone) to do something out of sympathy that will help someone. An old man begged the soldiers to have pity on him and let him go … New idioms dictionary
have pity — index sympathize Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
have pity — phrasal or take pity 1. : to be merciful : show mercy have pity on us: for we have sinned Bar 3: 2 (Douay Version) 2. : to become less severe : relent begged hi … Useful english dictionary
have pity on someone — have pity on (someone) to do something out of sympathy that will help someone. An old man begged the soldiers to have pity on him and let him go … New idioms dictionary
have pity on — feel compassion for, feel sympathy for, feel sorry for … English contemporary dictionary
pity — [pit′ē] n. pl. pities [ME pite < OFr pitet < L pietas: see PIETY] 1. sorrow felt for another s suffering or misfortune; compassion; sympathy 2. the ability to feel such compassion 3. a cause for sorrow or regret vt., vi. pitied, pitying [ … English World dictionary
have — [hav; ] also, as before [ “] to [ haf] vt. had [had; ] unstressed [, həd, əd] having [ME haven (earlier habben) < OE habban, akin to OHG haben, ON hafa, Goth haban < IE base * kap , to grasp > Gr kaptein, to gulp down, L capere, to take … English World dictionary
pity — noun 1 feeling of sadness for sb/sth VERB + PITY ▪ be filled with, be full of, feel, have ▪ show ▪ arouse, evoke, inspire … Collocations dictionary
Pity — (Roget s Thesaurus) < N PARAG:Pity >N GRP: N 1 Sgm: N 1 pity pity compassion commiseration Sgm: N 1 bowels bowels of compassion Sgm: N 1 sympathy sympathy fellow feeling tenderness yearning forbearance … English dictionary for students
pity — n. 1) to arouse pity 2) to feel; show pity 3) to have, take pity on smb. 4) pity for 5) a pity to + inf. (it s a pity to see what has happened) 6) a pity that + clause (it s a pity that the meeting was canceled) 7) out of pity (he agreed out of… … Combinatory dictionary
pity — pit|y1 S3 [ˈpıti] n [Date: 1200 1300; : Old French; Origin: pité, from Latin pietas piety, pity , from pius; PIOUS] 1.) a pity spoken used to show that you are disappointed about something and you wish things could happen differently = ↑shame (it … Dictionary of contemporary English