-
1 заложник
gijzelaar -
2 hostage
-
3 otage
otage [ottaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:prendre des otages • gijzelaars makenprendre en otage • gijzelenmgijzelaar, gegijzelde -
4 заложник
ngener. borg, gegijzelde, gijzelaar -
5 répondant
répondant [reepõdã],répondante [reepõdãt]〈m., v.〉♦voorbeelden:m (f - répondante)1) borg [persoon]2) gijzelaar3) misdienaar -
6 gisslan
1) gijzelaar2) garant -
7 Geisel
Geisel〈v.; Geisel, Geiseln; zelden m.; Geisels, Geisel〉♦voorbeelden: -
8 Geiselnehmer
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский
- Шведский