-
1 rigor
-
2 rigour
n. ontbering, ongemak, barheid; uiterste nauwkeurigheidI 〈telbaar zelfstandig naamwoord; the; vaak meervoud〉1 ontbering ⇒ ongemak, barheid♦voorbeelden:1 gestrengheid ⇒ strikte/stipte toepassing♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский