-
1 gesnoef
-
2 враньё
ngener. geschetter, gesnoef, knopendraaien -
3 хвастовство
ngener. opschepperij, gesnork, bluf, blufferij, dikdoenerij (A.H. van den Baar), gebluf, gebral, gepoch, gepronk, geschetter, gesnoef, geurmakerij, gezwets, grootdoenerij, grootspraak, pocherij, praalzucht, pralerij, snoeverij -
4 bluster
n. geraas, gebulder; snoeverij--------v. drukte; geloei, gebulder; met trots sprekenbluster1[ blustə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gebral ⇒ gesnoef, opschepperij————————bluster2〈 werkwoord〉1 razen ⇒ bulderen, tieren -
5 jazz
-
6 swagger
n. branie, lef; zwierige gang--------v. braniën, snoeven; zwierig stappenswagger1[ swægə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pocherij ⇒ gesnoef, grootsprekerij————————swagger2————————swagger3〈 werkwoord〉 -
7 cockalorum
n. opschepper, snoever, klein opdondertje; gesnoef, opschepperij; haasje-over -
8 враньё
ngener. geschetter, gesnoef, knopendraaien -
9 хвастовство
ngener. opschepperij, gesnork, bluf, blufferij, dikdoenerij (A.H. van den Baar), gebluf, gebral, gepoch, gepronk, geschetter, gesnoef, geurmakerij, gezwets, grootdoenerij, grootspraak, pocherij, praalzucht, pralerij, snoeverij -
10 geschetter
-
11 Geflunker
-
12 Großtuerei
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский
- Французский