-
1 chin-wag
-
2 chitchat
-
3 dirt
n. vuil; stof; roddelpraat[ də:t]1 vuil ⇒ modder; drek, stront; viezigheid, smerige troep♦voorbeelden:1 that woman is as cheap/common as dirt • dat is een ordinaire/vulgaire vrouwtreat someone like dirt • iemand als oud vuil behandelen¶ eat dirt • beledigingen (moeten) slikken, door het stof moeten〈 spreekwoord〉 fling enough dirt and someone will stick • 〈 ongeveer〉 wee de wolf die in een kwaad gerucht staat -
4 jaw
n. babbel; grijparm, tang; lasterlijke praat, vloeken (slang)--------v. kwetsen, zwammen, roddelen; overhalen; de les lezen, de huid vol scheldenjaw1[ dzjo:]1 kaak♦voorbeelden:1 lower/upper jaw • onder/bovenkaak1 praat ⇒ geklets, gezwam, geroddel♦voorbeelden:2 don't give me any jaw! • hou je gedeisd!2 klemplaat/blok 〈 van werktuig〉 ⇒ bek, klauw, wangstuk♦voorbeelden:————————jaw21 kletsen ⇒ zwammen, roddelen2 preken♦voorbeelden: -
5 slander
n. laster, belastering, geroddel, lasterpraat; lastertaal--------v. belasteren; lasterenslander1[ sla:ndə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————slander2〈 werkwoord〉 -
6 tattle
n. geklets, gebabbel--------v. kletsen, babbelen, (uit de school) klappentattle1[ tætl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 geklik————————tattle22 klikken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский