-
1 rustle
n. geruis, geritsel--------v. ruisen, ritselenrustle1[ rusl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rustle21 ruisen ⇒ ritselen, een ritselend geluid maken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten ruisen/ritselen ⇒ ritselen met♦voorbeelden: -
2 noise
n. lawaai; geritsel, ruis; (in computers) achtergrond storing; ongewenste elektrische storingen van een signaal--------v. leven, lawaai, rumoer; kabaal; geraas, gerucht; geluid[ nojz]2 lawaai ⇒ leven, rumoer♦voorbeelden:1 make (sympathetic) noises • zich (gunstig) uitlaten, (positief) reageren→ big big/ -
3 rustling
-
4 scroop
n. (betreffende geluid) krassend geluid gelijkend op geluid van ruisende zijde--------v. een ruisend geluid maken; een krassend geritsel produceren
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский