-
1 geringschatten
-
2 geringschatten
-
3 geringschatten
гл.общ. недооценивать, ни во что не ставить, пренебрегать, считать неважным, считать незначительным -
4 geringschatten
I.gering schätzenII.geringschätzenIII.verachten -
5 geringschatten
v. depreciate, belittle, disparage -
6 geringschatten
wwdédaigner, mépriser -
7 slight
adj. licht; lichtvaardig; dun; breekbaar; weinig, gering, beperkt; zwak; klein--------n. geringschatting, kleinering--------v. geringschatten, buiten beschouwing laten; opzij zetten, veronachtzamenslight1[ slajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 put a slight upon • geringschatten, kleineren————————slight2〈bijvoeglijk naamwoord; slightness〉1 tenger ⇒ broos, frêle2 gering ⇒ klein, onbeduidend♦voorbeelden:not in the slightest • niet in het minst————————slight3〈 werkwoord〉 -
8 disparage
v. kleineren, geringschatten[ dispæridzj] 〈zelfstandig naamwoord: disparagement〉1 kleineren ⇒ geringschatten, verachtelijk spreken over2 in diskrediet brengen ⇒ verdacht maken, vernederen -
9 mépriser
-
10 умалить
kleineren, geringschatten -
11 умалять
kleineren, geringschatten -
12 недооценивать
vgener. bagatelliseren, geringschatten, kleineren, miskennen, onderschatten, te laag aanslaan -
13 ни во что не ставить
part.gener. geringschattenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > ни во что не ставить
-
14 пренебрегать
v1) gener. tekortschieten, achteruitzetten, trotsen, trotseren, verachten, vergoolen (будущностью, честью и т.п.), versmaden, versmijten, verzuimen (чем-л.), (iem.) links laten liggen (кем-л.), deprecieren, geringschatten, minachten, tarten, verschoppen (кем-л., чем-л.)2) liter. achterstellen3) math. verwaarlozen -
15 считать неважным
vgener. geringschatten -
16 считать незначительным
vgener. geringschattenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > считать незначительным
-
17 defy
v. verachten, kleineren, geringschatten♦voorbeelden: -
18 depreciate
-
19 derogate
v. kleineren; waardevermindering[ derrəgeet] 〈 formeel〉♦voorbeelden:¶ derogate from • afwijken van, inbreuk maken op 〈 bijvoorbeeld principe〉; afbreuk doen aan 〈reputatie e.d.〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denigreren ⇒ geringschatten, kleineren -
20 disparaging
- 1
- 2