-
1 gereedmaken
-
2 zich gereedmaken voor iets
zich gereedmaken voor ietsse préparer à qc. -
3 aanroeren
-
4 aanslaan
1 [snel en kort raken] frapper3 [gereedmaken] mettre en état de fonctionner4 [beslag leggen op] confisquer5 [dieper indrijven] enfoncer♦voorbeelden:een toets aanslaan • frapper une touche2 iemand hoog aanslaan • avoir qn. en haute estimeiemand te hoog aanslaan • surestimer qn.iemand te laag aanslaan • sousestimer qn.→ link=toon toon1 [m.b.t. een motor] démarrer2 [zich aan de oppervlakte vasthechten] se déposer3 [beslaan] s'embuer4 [goed ontvangen worden] être bien accueilli5 [even geluid geven] se mettre à faire du bruit6 [wortel schieten] prendre7 [salueren] saluer♦voorbeelden: -
5 opmaken
1 [opeten] manger3 [make-up aanbrengen] maquiller4 [m.b.t. geld] dépenser5 [uitrekenen] faire6 [samenstellen] dresser7 [drukwezen] mettre en pages8 [+ uit][concluderen] conclure (de)9 [Algemeen Zuid-Nederlands][opstoken] monter (contre)♦voorbeelden:taarten opmaken • décorer des gâteauxII 〈wederkerend werkwoord; zich opmaken〉1 [+ om, voor][zich gereedmaken] s'apprêter (à)
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский