-
1 isomorph
n. Isomorph, organisme dat gelijk van vorm is (bij biologie)[ ajsoomo:f] 〈bijvoeglijk naamwoord: isomorphic〉1 gelijkvormig iets ⇒ isomorf(e) substantie/organisme/groep -
2 similar
adj. gelijk, dergelijk[ sim(i)lə]♦voorbeelden: -
3 uniform
adj. eenvormig, uniform; vast, permanent--------n. uniform, beroeps kledinguniform1[ joe:niffo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 uniform————————uniform21 uniform ⇒ gelijkvormig, eensluidend -
4 homomorphic
adj. homomorf, gelijkvormig -
5 isomorphous
adj. gelijkvormig (in chemie-gelijk in vorm) -
6 nonuniform
adj. niet gelijkvormig
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский