-
1 beauftragen
-
2 heißen
heißen1♦voorbeelden:2 mein Motto heißt … • mijn motto luidt …3 das heißt • dat wil zeggen, d.w.z.das will schon etwas heißen • dat wil wel wat zeggenwas heißt das?, was soll das heißen? • wat moet dat betekenen?♦voorbeelden:2 wer hat dich kommen heißen, geheißen? • wie heeft jou bevolen te komen?♦voorbeelden:————————heißen2 -
3 verordnen
См. также в других словарях:
Aircalin — Aircalin … Deutsch Wikipedia