-
1 gehaast
♦voorbeelden:er gehaast uitzien • avoir l'air prességehaast vertrekken • partir à la hâteik hou niet van al dat gehaast • je n'aime pas être bousculéhet gehaast • la précipitation -
2 gehaast
-
3 gehaast
прил.общ. спешка, спешный, поспешность, торопливость, торопливый -
4 gehaast
adj. hasty, hurried--------adv. hastily, hurriedly -
5 gehaast
1. bn 2. bw -
6 gehaast
skyndsam -
7 gehaast
à la hâte, hâtif -
8 gehaast eten
gehaast eten -
9 gehaast vertrekken
gehaast vertrekken -
10 gehaast zijn
-
11 gehaast eten/vertrekken
gehaast eten/vertrekkeneat/leave in a hurryVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gehaast eten/vertrekken
-
12 gehaast werken
прил.общ. делать (что-л.) второпях, спешить, торопиться -
13 gehaast zijn
прил.общ. делать (что-л.) второпях -
14 gehaast zijn
es eilig haben -
15 er gehaast uitzien
er gehaast uitzien -
16 het gehaast
het gehaast -
17 ik hou niet van al dat gehaast
ik hou niet van al dat gehaast -
18 dat was me een gehaast om bijtijds thuis te komen
dat was me een gehaast om bijtijds thuis te komendid I have to hurry to be home in time!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat was me een gehaast om bijtijds thuis te komen
-
19 Ik ben gehaast.
Ich habe es eilig. -
20 делать второпях
vgener. (что-л.) gehaast werken, (что-л.) gehaast zijn
- 1
- 2