-
1 gebiedend
1 [gebod, bevel uitdrukkend; ook taalkunde] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 impératif 〈v.: impérative〉; 〈 bijwoord〉 impérativement♦voorbeelden:gebiedend spreken • prendre un ton de commandementiets gebiedend zeggen • dire impérativement qc. -
2 gebiedend
1 [met betrekking tot woorden/gebaren] authoritative ⇒ commanding, 〈 geen tegenspraak duldend〉 peremptory, 〈 aanmatigend〉 imperious3 [taalkunde] imperative♦voorbeelden:gebiedend naar iets wijzen • gesture peremptorily at something3 gebiedende wijs • imperative mood, imperative -
3 gebiedend
повелительный; властный; настоятельный; повелительный, властный* * *прил.общ. властный, настоятельный, повелительный -
4 gebiedend
adj. commanding, domineering; authoritative, authoritarian, despotic -
5 gebiedend
-
6 gebiedend
impératif -
7 gebiedend spreken
gebiedend spreken -
8 gebiedend naar iets wijzen
gebiedend naar iets wijzenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gebiedend naar iets wijzen
-
9 een gebiedend voorschrift
een gebiedend voorschrift -
10 iets gebiedend zeggen
iets gebiedend zeggendire impérativement qc. -
11 een gebiedend voorschrift
een gebiedend voorschriftVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een gebiedend voorschrift
-
12 повелительный
gebiedend -
13 imperative
adj. noodzakelijk; verplicht; gebiedend--------n. gebiedende wijs (grammatica); verplicht; verplichtingimperative1[ imperrətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bevel————————imperative2 -
14 peremptory
adj. geen tegenspraak duldend; gebiedend; afdoend; beslissend1 gebiedend ⇒ bevelend, geen tegenspraak duldend♦voorbeelden: -
15 impératif
impératif [ẽpeeraatief]1 gebiedend ⇒ bevelend, gelastend♦voorbeelden:¶ un impératif • gebod, voorschrift1. m2) gebod, voorschrift2. impératif/-iveadjgebiedend, bevelend -
16 властный
adjgener. meesterachtig, autoritair, bazig, gebiedend, imperatief -
17 настоятельный
adjgener. dringend, dwingend, gebiedend, pressant, uitdrukkelijk -
18 повелительный
adjgener. imperatief, bazig, gebiedend, meesterachtig -
19 imperatively
adv. gebiedend, noodzakelijk, verplicht -
20 jussive
adj. gebiedend (in grammatica)--------n. gebiedende wijs (in grammatica)
- 1
- 2