-
1 garnish
n. garnering, versiering (van voedsel); opkloppen (verhaal)--------v. garneren; in beslag nemengarnish1————————garnish2〈 werkwoord〉 -
2 garnir
garnir [gaarnier]1 voorzien (van) ⇒ uitrusten (met), bezetten (met), versieren (met)2 vullen (met) ⇒ bezetten (met), volstoppen (met)♦voorbeelden:1 garnir d' un revêtement • bekleden, overtrekkengarnir une robe de dentelles • een jurk met kant afzetten♦voorbeelden:v(de)2) vullen (met) -
3 garnissage
garnissage [gaarniesaazĵ]〈m.〉1 (het) garneren ⇒ (het) versieren, (het) bekleden, (het) stofferen2 bekleding ⇒ garnering, stoffering, voeringm1) (het) garneren, versieren2) bekleding, voering -
4 гарнировать
-
5 окаймлять
vgener. afzetten, boorden, garneren, bezomen, omranden, omzomen, randen -
6 отделывать
v1) gener. bekleden, beleggen (платье), bezetten (платье), likken (стихи и т.п.), opmaken, uitwerken, (iem.) neerhalen, afwerken, bijwerken, faconneren, fatsoeneren, garneren (платье), met de fijne schaaf er over gaan, omleggen (платье), opleggen, uitmaken, uitmonsteren (одежду)2) colloq. toetakelen (кого-л.)3) liter. de vijl er over halen, de vijl er over laten gaan, vijlen -
7 trim
adj. netjes--------n. gesteldheid, toestand; toe- uitrusting; tooi, kostuum--------v. in orde brengen, (bij)knippen; afknippen, besnoeientrim1[ trim]♦voorbeelden:————————trim2〈bijvoeglijk naamwoord; trimmer〉♦voorbeelden:————————trim3〈werkwoord; trimmed〉1 in orde brengen ⇒ net(jes) maken; (bij)knippen♦voorbeelden:1 trim someone's hair • iemands haar bijpunten/bijknippen -
8 accompagner
accompagner [aakõpaanjee]1 begeleiden ⇒ vergezellen, meegaan met, (weg)brengen♦voorbeelden:se faire accompagner • iemand meenemenv1) begeleiden -
9 avkvista
1) garneren2) beslaan3) afzetten -
10 garantera
1) borg staan voor2) garneren3) afzetten -
11 putsa
1) garneren2) zindelijk3) puur4) afzetten5) rein6) beslaan -
12 trimma
1) afzetten2) beslaan3) garneren -
13 besetzen
besetzen3 afzetten, bezetten ⇒ omboorden, beleggen, garneren -
14 besticken
-
15 dressieren
-
16 eine Torte verzieren
-
17 garnieren
-
18 illustrieren
-
19 umlegen
umlegen1♦voorbeelden:4 einen Kranken umlegen • een zieke verleggen, op een andere kamer leggenein Telefongespräch umlegen • een telefoongesprek doorverbindenTermine umlegen • afspraken, data verschuiven5 einen Hebel umlegen • een hefboom, hendel overhalen————————umlegen2 -
20 verbrämen
verbrämen♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
аэропористка — и, ж. aéroporiste f. Первоначальное название парашютистки Элизы Гарнерен (Elise Garneren ). Дано первой в мире женщине, совершившей прыжок с парашютом с воздушного шара на высоте около 3 500 м. Веденина 1997 29 … Исторический словарь галлицизмов русского языка
garnieren — Vsw std. (17. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. garnir, eigentlich ausrüsten , dieses mit Übergang von w zu g aus awfrk. * warnjan sich vorsehen (warnen). Eine Garnitur ist eigentlich eine komplette Ausrüstung; bei der Garnison handelt… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache