Перевод: с нидерландского на английский

flonkeren

1 flonkeren

flonkeren

1 twinkle 〈 voornamelijk van ster〉 ⇒ sparkle 〈 voornamelijk van edelsteen〉, glitter 〈 ook pejoratief〉

♦voorbeelden:

1 flonkerende ogen • sparkling/ 〈 pejoratief〉 glittering eyes

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > flonkeren
2 flonkeren

v. scintillate, shine, sparkle

Holandés-inglés dicionario > flonkeren
3 fonkelen

fonkelen

1 [flonkeren, schitteren] sparkle ⇒ glitter, twinkle 〈 sterren〉

2 [met betrekking tot dranken] sparkle ⇒ effervesce

♦voorbeelden:

1 zijn ogen fonkelden van pret/woede • his eyes twinkled with amusement/flashed with anger

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > fonkelen
4 tintelen

tintelen

1 [geprikkeld worden] tingle

2 [flonkeren] twinkle 〈 ook sterren〉 ⇒ sparkle 〈 ook wijn, ogen〉

♦voorbeelden:

1   een tintelend gevoel • a tingling feeling

     mijn vingers tintelen (van de kou) • my fingers are tingling (with cold)

2   de sterren tintelen aan de hemel • the stars twinkle in the sky

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tintelen

flunkern — Vsw std. (18. Jh.) Stammwort. Zu flinken glitzern u.ä. zunächst im Norden (ndd. flunkern, nndl. flonkeren). Übertragen gebraucht für sich glanzvoll darstellen ; dann aufschneiden . flink. ✎ Lühr (1988), 106f. deutsch d … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
flunkern — flunkern: Das im 18. Jh. zunächst niederd. bezeugte und bald ins Hochd. übernommene Verb bedeutet eigentlich wie niederl. flonkeren »glänzen, schimmern«, entwickelte aber schon damals über »glänzen wollen, aufschneiden« die Bedeutung »harmlos… … Das Herkunftswörterbuch