-
1 flash
adj. opvallend, pronkend--------n. (licht)flits, vlam, (op)flikkering, (bliksem)schichten; flitsapparaat; opwelling, vlaag--------v. opvlammen, (plotseling) ontvlammen, opvliegen; flikkeren, flitsenflash1[ flæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (licht)flits ⇒ vlam, (op)flikkering♦voorbeelden:flash in the pan • toevalstreffer, eendagsvliegquick as a flash • razend snelin a flash • in een flitslike a flash • (zo snel) als de bliksema flash of inspiration • een flits van inspiratiea flash of wit • een geestige inval————————flash21 plotseling (opkomend) ⇒ vlug opkomend/stijgend♦voorbeelden:1 flash flood/fire • plotselinge overstroming/brand————————flash33 flikkeren ⇒ flitsen, schitteren4 snel voorbijflitsen ⇒ (voorbij)schieten, (voorbij)vliegen♦voorbeelden:flash out/up (at someone) • opvliegen (tegen iemand)4 flash past/by • voorbijvliegen, voorbijflitsenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 flash the headlights (of a car) • met de koplampen flitsen/seinenflash a torch in someone's face • met een zaklantaarn in iemands gezicht schijnenflash a look at someone • een blik op iemand werpenflash a smile at someone • even naar iemand lachenflash a bank note at someone • iemand een bankbiljet onder de neus houden -
2 streak
n. lijn; streep; sporen; neiging; aard; eigenschap; periode--------v. voorbijschieten, flitsen; streaken, naakthollen; strepenstreak1[ strie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streep ⇒ lijn, strook2 (karakter)trek ⇒ element, tikje♦voorbeelden:a winning/losing streak • een reeks overwinningen/successen/nederlagen/verliezen————————streak21 (weg)schieten ⇒ flitsen, snellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 flash the headlights (of a car)
met de koplampen flitsen/seinen -
4 glint
n. schittering; flits--------v. glinsteren; flitsenglint1[ glint] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————glint2〈 werkwoord〉1 schitteren ⇒ fonkelen, glinsteren -
5 rocket
n. raket; vuurwerk--------v. omhoog schietenrocket1[ rokkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————rocket2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 romp
n. stoeipartij--------v. stoeien, dartelen; met gemak winnenromp1[ romp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————romp2〈 werkwoord〉1 stoeien♦voorbeelden:romp through an exam • met gemak voor een examen slagen -
7 fulgurate
v. flitsen als onweersflits; vernietigen door middel van electriciteit (gezwel, e.d.)
См. также в других словарях:
Franka — is a popular Dutch comic book series and strip cartoon, drawn and written since the mid 1970s by the graphic artist Henk Kuijpers. The principal character is a strong female Dutch sleuth who solves mysteries in exotic locales.Franka has been… … Wikipedia
Franka — Série Logo original de la série néerlandaise, sur les premières couvertures d Oberon. Auteur Henk Kuijpers Couleurs … Wikipédia en Français
St. Martinus (West-Souburg) — St. Martinus Die alte Kirche zu West Souburg 1 … Deutsch Wikipedia