-
41 Triebkraft
Triebkraft〈v.〉 -
42 Zivilisation
Zivilisation〈v.; Zivilisation, Zivilisationen〉♦voorbeelden: -
43 Zunge
Zunge〈v.; Zunge, Zungen〉♦voorbeelden:1 böse Zungen behaupten … • boze tongen beweren …eine falsche Zunge haben • een leugenaar zijneine feine, verwöhnte Zunge haben • een fijnproever, lekkerbek zijnso weit die französische Zunge klingt • overal waar Frans gesproken wordteine geläufige Zunge haben • welbespraakt zijnjemandem hängt die Zunge zum Halse heraus • (a) iemand vergaat van de dorst; (b) iemand hangt de tong op de schoeneneine Sache brennt jemandem auf der Zunge • iets brandt iemand op de lippendas Wort auf der Zunge haben • het woord op de tong, op de lippen hebbendas Herz auf der Zunge tragen • het hart op de tong hebbenmit (heraus)hängender Zunge • met de tong uit de mond, buiten ademetwas geht jemandem schwer von der Zunge • iemand krijgt iets niet over zijn lippen -
44 anlehnen
anlehnen2 laten aanstaan ⇒ op een kier laten staan, zetten♦voorbeelden:♦voorbeelden:sich an die Wand anlehnen • tegen de muur (gaan) leunen -
45 aufsetzen
aufsetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opstellen, opmaken4 op-, aanzetten ⇒ op-, aannaaien5 (neer)zetten ⇒ aan, op de grond zetten♦voorbeelden:7 ich setzte mich auf • ik ging overeind, rechtop zitten -
46 beugen
beugen -
47 grunzen
grunzen -
48 hinübergreifen
hinübergreifen -
49 leicht
2 (ge)makkelijk ⇒ licht, ongecompliceerd; goed♦voorbeelden:leicht bewaffnet • lichtgewapendleicht übertrieben • lichtelijk overdrevenjemanden um 10 Mark leichter machen • iemand 10 mark lichter makendas ist leicht möglich • dat is best, goed mogelijkleicht verdaulich • licht verteerbaarleicht verständlich • gemakkelijk te begrijpener begreift leicht • hij is vlug van begripjemanden leicht fallen • iemand licht vallen, iemand (ge)makkelijk afgaanjemanden, etwas leicht machen • iemand, iets gemakkelijk makenetwas leicht machen • iets gemakkelijk, luchtig opnemen, iets licht opvattendu hast, kannst leicht reden! • jij hebt makkelijk praten!nachher war mir leicht(er) • nadien was, voelde ik mij opgeluchtich tue mich, mir leicht damit • het gaat me gemakkelijk van de hand, afdas gibt es so leicht nicht wieder! • dat komt niet zo gauw meer terug!es wird mir ein Leichtes sein • het zal voor mij niet moeilijk, geen probleem zijn -
50 wittern
-
51 wuchern
wuchern♦voorbeelden: -
52 wund
♦voorbeelden:sich 〈 3e naamval〉 die Füße wund laufen • zijn voeten doorlopen; 〈 figuurlijk ook〉 zich de benen uit het lijf lopen -
53 zurückführen
zurückführen1 terugleiden, -lopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 terug(ge)leiden, terugbrengen ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 wijten, toeschrijven♦voorbeelden:etwas auf das rechte Maß zurückführen • iets tot zijn juiste proporties terugbrengen -
54 zusammenwerfen
zusammenwerfen -
55 zuschieben
-
56 zähmen
-
57 Arbeitspferd
-
58 Basis
-
59 Beiwerk
-
60 Buckel
Buckel1〈m.; Buckels, Buckel〉3 heuvelrug, bult4 beslag, knop 〈 van een schild〉♦voorbeelden:du kannst mir den Buckel runterrutschen, raufsteigen! • je kunt naar de maan lopen!jemandem den Buckel voll hauen • iemand een pak slaag gevenden Buckel voll bekommen • een pak slaag krijgenden Buckel voll Schulden haben • diep in de schuld(en) zittenviel auf dem Buckel haben • veel aan zijn hoofd hebbenschon viele Jahre auf dem Buckel haben • er al heel wat jaren op hebben zittenes lief mir kalt über den Buckel • ik kreeg er koude rillingen van2 einen Buckel machen • met een kromme rug lopen, zitten————————Buckel2〈v.; Buckel, Buckeln〉1 beslag, knop 〈 van een schild〉
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia