-
81 sollicitatieplicht
-
82 stuivertje-wisselen
1 [kinderspel] jouer aux quatre coins2 [elkaars plaats innemen] échanger (un emploi etc.)♦voorbeelden: -
83 tekort
♦voorbeelden:het tekort op de begroting • le déficit du budgeteen tekort op de betalingsbalans • un déficit dans la balance des paiementshet tekort aan werkgelegenheid • le sous-emploiin een tekort voorzien • combler une lacune -
84 terugvallen
1 [opnieuw vervallen tot; weer vallen naar de oorspronkelijke plaats] retomber2 [+ op][een beroep doen op] se raccrocher (à)♦voorbeelden:die schande zal op uzelf terugvallen • la honte retombera sur vous-même(s)terugvallen op een uitkering • devoir se contenter d'une allocation -
85 tevreden met zijn baan
tevreden met zijn baan -
86 tevreden
♦voorbeelden:1 tevreden gingen zij naar huis • contents, ils rentrèrent à la maisonzij is snel tevreden • elle se contente de peutevreden met zijn baan • satisfait de son emploitevreden met zichzelf • content de soi -
87 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
88 tijdsbesteding
-
89 tijdschema
-
90 uitdaging
♦voorbeelden:een uitdaging aan de wetenschap • un défi à la sciencedie nieuwe baan is voor haar een uitdaging • son nouvel emploi constitue une gageure pour elle -
91 uitkijken
1 [oppassen] faire attention3 [+ naar][voortdurend kijken; verlangend wachten] guetter♦voorbeelden:1 goed uitkijken hoor! • fais bien attention!ik kijk wel (linker) uit • tu peux toujours couriruitkijken met oversteken • faire attention en traversantkijk uit met vuurwerk • sois (soyez) prudent(s) avec le feu d'artificekijk uit (met) wat je doet • fais attention à ce que tu faisdeze kamer kijkt uit op de zee • cette pièce donne sur la mer3 naar iemand, iets uitkijken • guetter qn., qc.naar een andere baan uitkijken • être à la recherche d'un autre emploinaar de vakantie uitkijken • aspirer aux vacances¶ gauw uitgekeken zijn op iets, iemand • en avoir vite assez de qc., qn. -
92 uitzien
1 [+ naar][verlangend wachten] guetter (qc.)2 [+ naar][proberen te krijgen] être à la recherche (de)3 [+ op][tot uitzicht hebben] donner (sur)♦voorbeelden:naar een betrekking uitzien • être à la recherche d'un emploi -
93 uurrooster
-
94 vacature
♦voorbeelden:voorzien in een vacature • pourvoir à un poste vacant -
95 vacaturebank
-
96 van baan veranderen
van baan veranderen -
97 veranderen
2 [omvormen] transformer♦voorbeelden:zijn leven veranderen • changer de viezijn stem veranderen • changer sa voixhet weer verandert • le temps changede wereld veranderen • refaire le mondevolledig veranderen • changer du tout au touteen 0 in een 8 veranderen • substituer un 8 à un 0de prins veranderde in een kikker • le prince se changea en grenouillein een zoutpilaar veranderen • être changé en statue de selvan baan veranderen • changer d'emploivan mening veranderen • changer d'avisJezus veranderde water in wijn • Jésus changea l'eau en vin -
98 volledige dienstbetrekking
volledige dienstbetrekking -
99 volledige tewerkstelling
volledige tewerkstelling -
100 werk zoeken
werk zoeken
См. также в других словарях:
EMPLOI — L’emploi désigne tout processus d’affectation des personnes à des tâches économiquement reconnues, le plus souvent rémunérées. En un sens plus large, le terme peut évidemment s’appliquer à l’utilisation d’un facteur de production (emploi d’un… … Encyclopédie Universelle
emploi — EMPLOI. s. m. L usage qu on fait de quelque chose. Faire un bon emploi, un mauvais emploi de ses biens, de son temps. Il n a pu faire voir l emploi de l argent qu il a touché. Il faut faire apparoître de l emploi des deniers. f♛/b] On appelle… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Emploi — (franz., spr. angplŭá), Gebrauch, Anwendung; Anlegung einer Geldsumme; Anstellung, Amt; Rolle im Schauspiel; Employé (spr. angplŭajé), Angestellter, Beamter, Gehilfe; employieren, anwenden, zu etwas verwenden … Meyers Großes Konversations-Lexikon
emploi — {{/stl 13}}{{stl 7}}[wym. emploiplua || amplua – akcent na ostatniej sylabie] {{/stl 7}}{{stl 8}}rz. n ndm, teatr. {{/stl 8}}{{stl 7}} zawodowa specjalność aktora (np. amant, subretka), zakres ról pozostający w związku z jego warunkami… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
EMPLOI — s. m. L usage qu on fait de quelque chose. Faire un bon emploi, un mauvais emploi de ses revenus, de son temps. L emploi de ce moyen n est pas sans danger. L emploi du fer dans les constructions. Faire un noble emploi de ses talents. L emploi du… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
emploi — (an ploi) s. m. 1° Usage qu on fait de quelque chose. L emploi du fer dans les constructions. Faire un noble emploi de ses richesses. L emploi du temps. L emploi de ce moyen n est pas sans danger. L emploi du mot propre. Double emploi, se… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
EMPLOI — n. m. Usage qu’on fait de quelque chose. Faire un bon emploi, un mauvais emploi de ses revenus, de son temps. L’emploi de ce moyen n’est pas sans danger. L’emploi du ciment armé dans les constructions se généralise. Faire un noble emploi de ses… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Emploi — Un emploi est un contrat passé entre deux parties, l’employeur et le salarié, pour la réalisation d’un travail contre une rémunération, par l’exercice d une profession, ou bien pour un travailleur indépendant, la réalisation de multiples contrats … Wikipédia en Français
Emploi — ROYAL (Ségolène) Bio express : Femme politique française (1953 ) «La pensée socialiste moderne croit en la prééminence de la responsabilité politique et choisit la solidarité des uns avec les autres plutôt que la lutte de tous… … Dictionnaire des citations politiques
emploi — [wym. ãplua] n ndm teatr. «rodzaj ról, w których się aktor wyspecjalizował (dzięki określonym predyspozycjom psychicznym lub warunkom fizycznym); zawodowa specjalność aktora (np. amant, subretka itp.), do początku XX w. ściśle przestrzegana przy… … Słownik języka polskiego
Emploi — Em|ploi [ã plo̯a] der; s, s <aus gleichbed. fr. emploi> (veraltet) An , Verwendung; Gebrauch; Anstellung, Geschäft … Das große Fremdwörterbuch